quiz uitdrukkingen

Hoeveel uitdrukkingen hebben we behandeld ?
1 / 18
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Hoeveel uitdrukkingen hebben we behandeld ?

Slide 1 - Open vraag

Je kunt er gif op innemen
A
je kunt er zeker van zijn dat dit niet mogelijk is
B
je kunt er zeker van zijn dat dit gaat gebeuren
C
je kunt er niet op vertrouwen
D
je kunt dit niet controleren

Slide 2 - Quizvraag

Daar neem ik mijn petje voor af
A
Daar heb ik twijfels over.
B
Daar heb ik geen geduld voor.
C
Daar heb ik respect voor.
D
Daar weet ik alles van.

Slide 3 - Quizvraag

Daar neem ik mijn petje voor af
A
Daar heb ik twijfels over.
B
Daar heb ik geen geduld voor.
C
Daar heb ik respect voor.
D
Daar weet ik alles van.

Slide 4 - Quizvraag

Je hart vasthouden.
A
zorgen dat iets niet te veel overlast of schade oplevert
B
iets stiekem doen
C
ergens bang voor zijn.
D
iets proberen

Slide 5 - Quizvraag

Haar op je tanden hebben.
A
Snel boos worden.
B
Verlegen zijn.
C
Je tegenpartij flink te woord durven staan.
D
Veel vragen hebben.

Slide 6 - Quizvraag

Een druppel op de gloeiende plaat.
A
Een klein beetje hulp, terwijl nog veel meer hulp nodig is.
B
Een verkeerde opmerkingen op een ongelukkig moment.
C
Een grapje.
D
Een vergissing.

Slide 7 - Quizvraag

Er schuilt een addertje onder het gras.
A
Je hebt een geheim.
B
Er is een verborgen risico.
C
Er is niet eerlijk gehandeld.
D
Je hebt een grote angst voor iets.

Slide 8 - Quizvraag

Een gegeven paard mag je niet in de bek kijken.
A
Je mag niet ondankbaar zijn wanneer je iets krijgt.
B
Je mag een cadeautje niet ruilen.
C
Je mag een cadeau niet meteen uitpakken.
D
Je mag het eerlijk zeggen wanneer je een cadeau niet mooi vindt.

Slide 9 - Quizvraag

Je de kaas niet van het brood laten eten.
A
Je hebt veel humor
B
Je kunt je goed verdedigen.
C
Je bent eerlijk.
D
Je kunt goed tegen kritiek.

Slide 10 - Quizvraag

de hond in de pot vinden

A
verdwaald zijn
B
ongelukkig zijn
C
te laat thuiskomen voor het eten.
D
de hond uitlaten

Slide 11 - Quizvraag

Roet in het eten gooien.

A
iets verpesten
B
iets uitstellen
C
iets vergeten
D
iets veranderen

Slide 12 - Quizvraag

Dat is het hele eieren eten.

A
Dat is alles.
B
Dat is nog niet duidelijk.
C
Dat is grappig.
D
Dat is nog niet afgehandeld.

Slide 13 - Quizvraag

doorgaan tot het gaatje

A
doorzetten tot het einde is bereikt
B
doorzetten, ook al heb je geen zin.
C
doorzetten, maar halverwege je werk toch stoppen.
D
stoppen met je werk

Slide 14 - Quizvraag

hand- en spandiensten verrichten

A
moeilijk werk voor iemand uitvoeren
B
hulp vragen aan iemand
C
eenvoudige werkzaamheden voor iemand uitvoeren
D
hulp weigeren

Slide 15 - Quizvraag

de zomer in je bol hebben

A
heel erg vrolijk zijn
B
veel vragen hebben
C
je zonnebril opzetten
D
te laat thuiskomen

Slide 16 - Quizvraag

terugblik
hoe beoordeel je de lessen NT2 van dit jaar (geef tips en tops)


Slide 17 - Open vraag

vooruitblik
wat wil je volgend jaar behandelen tijdens NT2 ?


Slide 18 - Open vraag