spelling blok 5

Wat gaan we doen?
- Oefenen ww-spelling
- Uitleg verschil directe en indirecte rede
- Uitleg gebruik van komma
- Aan de slag met huiswerk


Let op: week 6    2-toets spelling blok 1 t/m 5 !!!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
- Oefenen ww-spelling
- Uitleg verschil directe en indirecte rede
- Uitleg gebruik van komma
- Aan de slag met huiswerk


Let op: week 6    2-toets spelling blok 1 t/m 5 !!!

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Pak je boek: bladzijde 226


Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden

De moeder zei tegen Jaap: 'Ruim je spullen op.'


De moeder van Jaap zei dat hij zijn spullen op moest ruimen



Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen

Spelling  blok 5:

Je kunt met leestekens de directe rede aangeven.

Je weet wanneer je een komma gebruikt.

Slide 7 - Tekstslide

(in)directe rede: opschrijven wat iemand zegt

Slide 8 - Tekstslide

(In)directe rede

Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) - aanhalingstekens


Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - geen aanhalingstekens

Slide 9 - Tekstslide

De komma

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de komma?

1 Zet een komma tussen twee werkwoorden van verschillende zinnen.

Als jij nou je spullen verzamelt, pak ik vast de fietsen.


2 Gebruik een komma tussen bijvoeglijke naamwoorden die je kunt omruilen.

Dat is een grote, oude kast.


3 Zet een komma tussen delen van een opsomming (NIET voor en of of)

Zullen we vanavond pasta, rijst of aardappelen eten?


Slide 11 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de komma?

4 Zet een komma voor een signaalwoord als want, maar, omdat, tenzij, etc.

Ik ga vroeg slapen, zodat ik morgen uitgerust ben.


5 Zet een komma na een naam, aanhef of uitroep aan het begin of einde van een zin.

Remco, let eens even op!

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk

Maken: opdr 1 t/m 4, blz 226 t/m 229

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!

Keuze-opdracht:

- opdrachten uit je boek

- songtekstopdracht

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
- Wat is jouw favoriete Nederlandstalige liedje? 
- Zoek de songtekst op internet
- Kopieer de tekst naar Word
- De opdracht volgt hierna....


Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag!
 Streep aan in de songtekst:
- zelfstandige naamwoorden in het meervoud (blok 3)
- meervouds-n bij verwijzing (alle/allen- beide/beiden - enz.) (blok 3)
- samenstellingen (blok 4)
- komma's in de zinnen (blok 5)
- werkwoorden uit het Engels (blok 2)
- woorden met hoofdletters (anders dan aan het begin van de zin) (blok 2)
- woorden met apostrof (blok 4)
Schrijf bij alles de regel op!



Slide 16 - Tekstslide