C2 U2 Gramática (2)

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Gramática (2)

Lesdoelen:

• Gustar kort uitleggen
• Gerundio + ontkenning begrijpen
• Gerundio in een vraagzin herkennen
• Gerundio+vragende vnw/ontkenning oefenen

Gustar

Yo (a  mí)               no         me           gusta      + hele werkwoord (bailar, comer etc..)

Tú (a ti)                   no         te        gusta

Él, ella, usd (a)    no          le        gusta

Nosotros (a)        no          nos    gusta

Vosotros (a)         no          os      gusta

Ellos/ellas/usds no          les     gusta

(No) Me gusta +  Znw     (enkelvoud la flor)

(No) Me gustan + Znw  (meervoud las flores) 

¿Cuánto te gusta?

Me gusta mucho +bailar

Me gusta bastante+bailar

No me gusta mucho +bailar

No me gusta nada +bailar

Mucho= heel veel

Bastante= vrij veel

No...nada= helemaal niet

Cantar: Geef aan dat je veel van zingen houdt.
Me..............cantar

Cantar: Geef aan dat je helemaal niet van zingen houdt.
N... me........................cantar

Cantar: Geef aan dat je tamelijk veel van leren houdt.
Me.............................estudiar

Gerundio: Wat zijn de 3 stappen alweer? 

1: Zoek de Pers.vorm

2: Pers.vorm+estar vervoegen

3: Vervoeg het werkwoord in gerundio

Mis padres (estar/comer) en el restaurante.
1: Wat is de persoonsvorm?

1. ella
2. ellos
3. nosotros
4. tu

Mis padres (estar/comer) en el restaurante.
2: Vervoeg Pers.vorm+estar. Hoe wordt het?

1. ellos están
2. nosotros estamos
3. vosotros estáis
4. tú estás

Mis padres (estar/comer) en el restaurante.
3: Plaats comer in gerundio

1. comendo
2. coméis
3. comiendo
4. comen

Gerundio+ontkenning

Voorbeeld: Yo estoy hablando

Ontkenning: No komt altijd vóór estar te staan.

Yo no estoy hablando.

Vb: Mis padres están llegando a mi casa.

Mis padres no están llegando a mi casa

Ontken deze zin:
Mis amigos están bailando salsa

Ontken deze zin:
En este momento estamos disfrutando

Gerundio in een vragende zin plaatsen zonder vragende vnw.

In een vragende zin ( zonder vragende vnw)  begin je altijd met estar.

Voorbeeld: Yo estoy comiendo una manzana

Vraag aan mij: ¿Estás (tu) comiendo una manzana?

Vragende voornaamwoorden. Ken je zo nog?

¿Quién?	Wie?
¿Quiénes?	Wie? (meervoud)
¿Qué?	Wat?
¿Dónde? ¿ A dónde? ¿De dónde?	Waar? Waarheen? Waar vandaan?
¿Cuándo?	Wanneer?
¿Cuánto? /os/as	Hoeveel? meervoud
¿Por qué?	Waarom?
¿Cómo?	Hoe?
¿Cuál	Welke?
¿Cuales?	Welke? (meervoud)

Let op! Zonder accent hebben deze woorden een andere betekenis.

Como vb: Yo como mucho	Ik eet Ik eet veel.
porque ( aan elkaar) vb: Me gusta porque está bien	Omdat Ik vind het fijn omdat het goed is
Que Vb: Me gusta que estes aquí	Dat. vb: Ik vind het fijn dat je hier bent

Gerundio + vragende voornaamwoorden

Let op! De vragende vnw staan altijd voor het werkwoord estar.

Vb: Estoy comiendo una manzana en el parque

¿Qué estás comiendo?

¿Dónde estás comiendo una manzana?

¿Por qué estás comiendo una manzana?

Let op meervoud bij een vraagzin.

¿Quién? enkelvoud              ¿Quién está comiendo ahora?          Wie is........

¿Quiénes? meervoud         ¿Quiénes están comiendo ahora?   Wie zijn......

Carlos y Juan están comiendo.  

Carlos y Juan= Ellos.

María esta bailando.

María=ella. ¿Quién está bailando? 

Maak een vraagzin met vragende vnw:
Carmen está comprando un teléfono

Maak een vraagzin zonder vragende vnw:
Carmen está comprando un teléfono

Huiswerk maken

C2, Werkboek, U2, Gram,  Opdr 1,2,4,5, 8t/m10

C2, Klas, U2, Opdr 6&7 (gustar)

(C2, Werkboek, U2. Gram, Opdr 3,6,7, 11 t/m13 voor de lln die ik specifiek benader)

Evaluatie: De uitleg van Gerundio in een vraagzin was duidelijk.

😒🙁😐🙂😃