5h-les4und5-Wiederholung Fälle-Personalpronomen

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Ziele dieser Doppelstunde:
- wir kennen die angepassten Konventionen
- wir besprechen Texte
- wir wiederholen Grammatik



Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Wir besprechen Texte 
- Was fällt dir auf?
Aufgabe 6 = Stellungnahme

Ich bin der Meinung, dass Bionade die Welt verbessert.  [...]



Slide 4 - Tekstslide

Wir besprechen Texte 
Was fällt dir auf?
Aufgabe 7 = Meinung auf Forum

Liebe Birgit,
wie geht es dir? Mir geht es gut.
Ich habe deine Meinung gesehen und ich verstehe sie. Auch ich verstehe die Diskussion über die Pieten nicht. [...]
Schreibst du mir schnell zurück?
Liebe Grüße



Slide 5 - Tekstslide

Wir besprechen Texte
- Was fällt dir auf?
Aufgabe 7 = Meinung auf Forum

Ich habe die Dokumentation über die Niederländer und ihre Traditionen gesehen. Ich möchte etwas sagen über Birgit und Ferdi.
Meiner Meinung nach haben beide recht. 



Slide 6 - Tekstslide

Ziel dieser Doppelstunde:
wir wiederholen Grammatik:
- die Modalverben im Präteritum (=verleden tijd) 
- Bindewörter (=voegwoorden) 
- die Reihenfolge (=volgorde) im Satz 
- Personalpronomen (=persoonlijke voornaamwoorden)
- die Fälle (=naamvallen)
= Grammatik: Aufgabe 4-11 machen (Seite 76-80)

=> uitleg werkwoorden: Seite 97-102 + voegwoorden Seite 109/110
=> uitleg persoonlijke voornaamwoorden: Seite 109 
=> uitleg naamvallen Seite 104-107


Slide 7 - Tekstslide

Modalverben im Präteritum
dürfen = durften
können = konnten
mögen = mochten
müssen = mussten
sollen = sollten
wollen = wollten
wissen = wussten

Slide 8 - Tekstslide

Modalverben im Präteritum

Slide 9 - Tekstslide

Bindewörter:

Slide 10 - Tekstslide

De positie van het werkwoord in de hoofdzin
"We - spelen -morgen - tegen -      de -  winnaar -   van -    afgelopen -   jaar."

"Wir- spielen - morgen - gegen -  den - Gewinner - vom -    letzten -       Jahr."

  • Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar.
  • Dezelfde structuur als in het Nederlands.

Slide 11 - Tekstslide

De positie van het werkwoord in de bijzin
Ik     weet    dat     je   morgen niet    komt.
Ich  weiß,  dass  du   morgen nicht  kommst.

  • De persoonsvorm staat achteraan in de zin.
  • Onderwerp en persoonsvorm zijn gescheiden.
  • In het Duits zijn hoofd en bijzin altijd gescheiden door een komma. Voor de rest geen verschil in structuur

Slide 12 - Tekstslide

2 werkwoorden bijzin:
wat is dan de Duitse werkwoordsvolgorde?
Ik weet dat je morgen niet kan komen.
Ich weiß, dass du morgen nicht kommen kannst.

  • In het Duits komen de Modalverben helemaal aan het eind.
  • volgorde precies andersom dan in het Nederlands








Slide 13 - Tekstslide

Personalpronomen
In welke naamval het persoonlijk voornaamwoord komt te staan hangt af van:
1. of er een vast voorzetsel of keuze voorzetsel voor staat
2. of er een werkwoord met vaste naamval in de zin staat (helfen +3; danken +3)
3. inwelk zinsdeel het persoonlijk voornaamwoord staat (ow, lv of mv).

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoorden met vaste naamval (selectie):
Mit Dativ (3e naamval): danken, gratulieren, helfen, glauben, fehlen

Mit Akkusativ (4e): bitten, fragen, kosten, interessieren, es gibt







Slide 15 - Tekstslide

der-Gruppe bestaat uit:
1. de lidwoorden
2. dies-, jen, jed-, manch- welch-, solch-, all-

M
V
O
MV
1e
der 
die 
das 
die 
3e
dem 
der 
dem 
den ... n
4e
den 
die 
das 
die 
Voorbeelden DER- GRUPPE:
Er fliegt mit dem Fugzeug (o) nach Spanien.
Sind das die Eintrittkarten für die Vorstellung (v)?
Es gibt den tollen Film (m) auf Netflix!








Slide 16 - Tekstslide

uitleg
ein-Gruppe bestaat uit: 
mijn - mein   
jouw - dein    
zijn - sein       
haar - ihr 
ons - unser
jullie - euer
uw - Ihr
(g)een - (k)ein
M
V
O
MV
1e
ein
eine
ein
keine
3e
einem
einer
einem
keinen ... n
4e
einen
eine
ein
keine
Voorbeelden EIN-GRUPPE

Ich gehe mit meinen Freunden (mv) zu einer Party (v). 

Ohne seine Familie (v) hat er eine Reise gemacht. 

Sie bittet einen Busfahrer  (m) um Hilfe.

Slide 17 - Tekstslide

Stappenplan naamvallen:
  1. Welke groep? (ein- of der-groep?)
  2.  Welk geslacht? (m, v, o, mv?)
  3. Staat er een werkwoord met bepaalde naamval voor het zinsdeel dat ik moet ontleden? / Staat er een voorzetsel voor het zinsdeel dat ik moet ontleden?
--> Gebruik dan de juiste naamval (bijv.: helfen +3; ohne +4)
4. Geen werkwoord met bepaalde naamval of voorzetsel? 
Je moet ontleden: 
- Wie/wat + gezegde = 1e (onderwerp)
- Wie/wat + gezegde + onderwerp = 4e (lijdend voorwerp)
- AAN/VOOR wie + gezegde + onderw. + lijd. voorw. = 3e (meewerkend voorwerp)
- iets is VAN iemand = 2e (bijv. die Tasche MEINER Mutter)


Slide 18 - Tekstslide

Ziel dieser Doppelstunde:
wir wiederholen Grammatik:
- die Modalverben im Präteritum (=verleden tijd) 
- Bindewörter (=voegwoorden) 
- die Reihenfolge (=volgorde) im Satz 
- Personalpronomen (=persoonlijke voornaamwoorden)
- die Fälle (=naamvallen)
= Grammatik: Aufgabe 4-11 machen (Seite 76-80)

=> uitleg werkwoorden: Seite 97-102 + voegwoorden Seite 109/110
=> uitleg persoonlijke voornaamwoorden: Seite 109 
=> uitleg naamvallen Seite 104-107


Let op: heb je minder dan 80 woorden in jouw tekst gehad? Schrijf de tekst nog een keer!

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide