KInderopvang

Als een baby een stukje speelgoed ziet liggen en dit oppakt, is er sprake van:
A
Geestelijke ontwikkeling
B
Motorische ontwikkeling
C
Grijpreflex
D
Sociale ontwikkeling
1 / 35
volgende
Slide 1: Quizvraag
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Als een baby een stukje speelgoed ziet liggen en dit oppakt, is er sprake van:
A
Geestelijke ontwikkeling
B
Motorische ontwikkeling
C
Grijpreflex
D
Sociale ontwikkeling

Slide 1 - Quizvraag

Welke zin geeft een voorbeeld van de sociale ontwikkeling van een baby?
A
Begrijpt bij het zien van de fles dat hij een voeding krijgt
B
Kan speelgoed met duim en wijsvinger vastpakken
C
Gaat huilen als hij een vreemde ziet
D
Weegt bij 1 jaar 3X het geboortegewicht

Slide 2 - Quizvraag

De peuter is egocentrisch ingesteld. Dit betekent:
A
Alles voor zich zelf wil hebben
B
Geen contact kan maken met andere kinderen
C
Alles zelf wil doen
D
Zichzelf als middelpunt beschouwt

Slide 3 - Quizvraag

Een goed voorbeeld van imitatiespel is:
A
Met blokken bouwen
B
Touwtjes springen
C
Tekenen en knutselen
D
Vadertje en moedertje spelen

Slide 4 - Quizvraag

Klimmen en klimrek hoort bij:
A
Bewegingsspel
B
Fantasiespel
C
Constructiespel
D
Imitatiespel

Slide 5 - Quizvraag

Kinderen spelen graag met elkaar. Op deze manier leren ze:
A
de wereld van de volwassenen kennen
B
met elkaar omgaan
C
hun motoriek te ontwikkelen
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 6 - Quizvraag

De kleuter heeft zijn speelgoed netjes opgeruimd. Een goede manier van belonen is het kind
A
een snoepje geven
B
’s avonds langer laten opblijven
C
prijzen en een aai over de bol geven
D
televisie laten kijken

Slide 7 - Quizvraag

Een voorbeeld van de ontwikkeling van de fijne motoriek van de baby is:
A
Een lepeltje naar de mond brengen
B
Voor het eerst rechtop zitten
C
Gaan kruipen
D
Zich om kan rollen

Slide 8 - Quizvraag

Wat kun je een baby het beste geven wanneer je begint met bijvoeding?
A
Stukjes volkorenbrood
B
Stukjes witbrood
C
Gepureerde spinazie
D
Gepureerde banaan en peer

Slide 9 - Quizvraag

Een voordeel van flesvoeding is dat deze:
A
Altijd bij de hand is
B
Door iemand anders gegeven kan worden
C
Natuurlijke antistoffen bevat
D
Lichter verteerbaar is dan borstvoeding

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent tutoyeren?
A
Iemand met u aanspreken
B
Iemand optutten
C
Iemand constant in de ogen kijken
D
Iemand met je of jij aanspreken

Slide 11 - Quizvraag

De kinderen mogen, wanneer ze dat kunnen, mee overleggen. Als ouders bepalen ze uiteindelijk wel wat er gebeurt. Hoe zouden we deze opvoedingsstijl het beste kunnen beschrijven?
A
Anti-autoritaire opvoeding
B
Autoritaire opvoeding
C
Democratische opvoeding
D
laissez-faire opvoeding

Slide 12 - Quizvraag

Lotte's ouders zijn begonnen met de zindelijkheidstraining. Lotte wordt regelmatig op het potje gezet en het lukt al heel aardig. Hou oud zal Lotte ongeveer zijn?
A
Ongeveer 1 jaar
B
Ongeveer een half jaar
C
Ongeveer 2 jaar
D
Ongeveer 6 jaar.

Slide 13 - Quizvraag

De moeder van Jasmijn wil graag wat speelgoed voor haar kopen. Ze vraagt jou om advies. Jasmijn is 4 maanden oud. Welk speelgoed zou jij adviseren.
A
Een eenvoudig boekje
B
Het mini-elektro spel
C
Een plastic voetbal
D
Een rammelaar

Slide 14 - Quizvraag

Tim duidelijk in de koppigheidsfase zit. Ook nu je Tim vraagt mee buiten te gaan spelen zegt hij 'nee', terwijl je weet dat hij graag buiten speelt. Is het wel goed dat een driejarig kind zo vaak 'nee' zegt?
A
Ja, het kind vraagt jou als het ware te laten zien dat je de baas bent
B
Nee, waarschijnlijk zit het kind ergens mee of is het bang.
C
Ja, het kind oefent met de eigen wil en zelfstandigheid
D
Nee, een driejarig kind hoort niet zo onwillig te zijn

Slide 15 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk dat kinderen al jong met boeken in aanraking komen?
A
Het kind kan zich vergelijken met personen uit het boek
B
Het kind kan zo volwassenen imiteren.
C
Het stimuleert de taalontwikkeling.
D
Het stimuleert de taalontwikkeling.

Slide 16 - Quizvraag

Zuigflescariës kan een kind krijgen door:
A
limonade uit de fles te drinken in plaats van uit een beker
B
teveel zoetigheid op de boterham
C
meerdere malen per dag en nacht melk of sap uit een flesje te drinken
D
veel te snoepen

Slide 17 - Quizvraag

Fluor in peutertandpasta:
A
doet gaatjes verdwijnen
B
versterkt het tandglazuur
C
doodt schadelijke bacteriën in de mond
D
voorkomt tandplak

Slide 18 - Quizvraag

Peuters en kleuters zijn snel bang omdat ze:
A
veel televisie kijken
B
worden bang gemaakt door enge verhalen uit sprookjesboeken
C
fantasie en werkelijkheid nog niet van elkaar kunnen onderscheiden
D
een grote fantasie hebben

Slide 19 - Quizvraag

Vanaf welke leeftijd mag met bijvoeding begonnen worden?
A
3 maanden
B
9 maanden
C
6 maanden
D
4 maanden

Slide 20 - Quizvraag

Wat is tutoyeren?
A
Beleefd zijn
B
D. Zeggen wat je van iets weet
C
Jezelf voorstellen
D
Iemand met ‘je’ aanspreken

Slide 21 - Quizvraag

Welke voedingsmiddelen worden door moslims gegeten
A
Ei, rijst en alcohol
B
Gehakt half om half , kip en vis
C
Schapenvlees, rijst en kip
D
Vis , bier en schapenvlees

Slide 22 - Quizvraag

Vanaf welke leeftijd mag je een baby bijvoeding geven
A
7 maanden
B
3 maanden
C
6 maanden
D
5 maanden

Slide 23 - Quizvraag

Als een baby een aantal blokjes in de juiste vorm doet of op een knopje drukt, is er sprake van:
A
Sociale ontwikkeling
B
Externe factoren
C
Grove motoriek
D
Ooghand coördinatie

Slide 24 - Quizvraag

7. Annet heeft een gesprek met stagiair Robert. Ze vindt dat er toch een paar dingen zijn die niet goed gaan. Robert vindt juist dat het heel goed gaat. Wat moet hij doen met de kritiek van Annet?
A
Vragen stellen om er achter te komen wat Annet precies bedoelt
B
Niet op reageren, morgen gewoon verder gaan.
C
Zeggen dat hij het er niet mee eens is en het gesprek afronden
D
D. Toch zeggen het met Annet eens te zijn, hij is tenslotte maar stagiair

Slide 25 - Quizvraag

Lotte is 2 jaar. Waarom zijn de ouders niet eerder begonnen met de zindelijkheidstraining? Meerdere antwoorden zijn
A
Eerder begrijpt een kind de bedoeling niet.
B
De luiers worden nu toch wel erg kostbaar.
C
Ze hadden er niet eerder tijd voor
D
A. Eerder kan een kind de sluitspier nog onvoldoende beheersen

Slide 26 - Quizvraag

De moeder van Jasmijn wil graag wat speelgoed voor haar kopen. Ze vraagt jou om advies. Jasmijn is 4 maanden oud. Welk speelgoed zou jij adviseren
A
Een plastic voetbal
B
Een eenvoudig boekje
C
Een rammelaar
D
Het mini-elektro spel

Slide 27 - Quizvraag

Moeder stelt voor om Pien haar zuigflesje met ranja te laten houden. Waarom vind je dat niet zo'n goed idee?
A
De andere kinderen zouden jaloers worden.
B
Het is erg slecht voor het gebit.
C
Ze moet zo snel mogelijk begrijpen dat dat niet zo hoort
D
Ze moet dan veel te veel plassen.

Slide 28 - Quizvraag

Wanner je de 3 jarige Tim vraagt mee buiten te gaan spelen zegt hij 'nee', terwijl je weet dat hij graag buiten speelt. Is het wel goed dat een driejarig kind zo vaak 'nee' zegt?
A
Ja, het kind vraagt jou als het ware te laten zien dat je de baas bent.
B
Nee, want anders leert het niet omgaan met autoriteit
C
Nee, waarschijnlijk zit het kind ergens mee of is het bang
D
Ja, het kind oefent met de eigen wil en zelfstandigheid.

Slide 29 - Quizvraag

De kinderen identificeren zich met jou als opvoeder. Wat bedoelen we met 'identificeren'?
A
De kinderen nemen een voorbeeld aan je.
B
De kinderen nemen je niet meer serieus.
C
De kinderen vertellen thuis wat er gebeurt
D
De kinderen raken hierdoor uit hun doen.

Slide 30 - Quizvraag

2. Wat kun je een baby het beste geven wanneer je begint met bijvoeden.
A
Stukjes volkoren brood
B
Gepureerde banaan met peer
C
Gepureerde spinazie
D
Papje van rijst

Slide 31 - Quizvraag

Welke zin geeft een voorbeeld van de sociale ontwikkeling van een baby?
A
Begrijpt bij het zien van de fles dat hij een voeding krijgt.
B
Kan een speelgoed met duim en wijsvinger vastpakken
C
Gaat huilen als hij een vreemde ziet
D
d) Is bij zijn eerste verjaardag ongeveer drie maal zijn geboortegewicht

Slide 32 - Quizvraag

De peuter is egocentrisch ingesteld. Dit betekent:
A
Alles voor zich zelf wil hebben
B
Geen contact kan maken met andere kinderen
C
Alles zelf wil doen
D
Zichzelf als middelpunt beschouwt

Slide 33 - Quizvraag

Een goed voorbeeld van imitatiespel is:
A
Met blokken bouwen
B
Tekenen en knutselen
C
Vadertje en moedertje spelen
D
Touwtjes springen

Slide 34 - Quizvraag


A

Slide 35 - Quizvraag