Erfelijkheid b6 kruisingen

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Een gelukkig 2023!!!

Leerdoel

Je kunt een kruisingsschema opstellen.

Goedemiddag klas 3

BASISSTOF 6 KRUISINGEN

Pak alvast je boek voor je op blz 184

Deze les

* Bespreken huiswerk opdracht 4 - 5 - 6

* Leerdoel

* Filmpje Erfelijkheid

* Lesson up maken

Kruisingen

Wat is het genotype van de moeder?

1. homozygoot
2. heterozygoot
3. blauwe ogen

Wat is het fenotype van de moeder?

1. homozygoot
2. heterozygoot
3. blauwe ogen

Kruisingen

Wat is het genotype van de dochter?

1. homozygoot
2. heterozygoot
3. blauwe ogen
4. bruine ogen

Wat is het fenotype van de dochter?

1. homozygoot
2. heterozygoot
3. blauwe ogen
4. bruine ogen

Van fenotype naar genotype

Fenotype                                            Genotype

Homozygoot dominant      =            AA

Homozygoot recessief       =            aa

Heterozygoot                          =            Aa

Gebruik duidelijke letters Aa, Bb, Dd, Ff, Ee, Qq, Gg 

De begrippen

Genotype en fenotype

Het fenotype is het uiterlijk van het organisme. 

• Ontstaat door het genotype en invloeden uit het milieu

Het genotype zijn de erfelijke eigenschappen 

• Ontstaat bij de bevruchting
• Voor elke erfelijke eigenschap krijg je 1x info van je vader (een gen) en 1x info van je moeder (een gen)

Er zijn 3 soorten genotypen

1. Homozygoot dominant (bvb. AA)
   Dit genotype bevat 2x het dominante gen, dit wordt dus in het fenotype zichtbaar.
2. Homozygoot recessief (bvb. aa)
   Dit gen bevat 2x het recessieve gen, er is geen dominant gen. Het recessieve gen is zichtbaar in het fenotype 
3. Heterozygoot (bvb. Aa)
   Dit genotype bevat een recessief gen en een dominant gen dat in het fenotype zichtbaar is

Kruisingsschema

* 2 organismen planten zich met elkaar voort

* Er wordt dan gekeken hoe erfelijke eigenschappen worden doorgegeven aan de nakomelingen      

  (de volgende generatie)

                                                 P       Ouders

                                                 F1     Eerste generatie = de kinderen

                                                 F2    Tweede generatie = de kleinkinderen van P, de 

                                                                    kinderen van de 

                                                                     

                                                            De F1 heeft zich met elkaar voortgeplant

P

F1

X

De eerst kruising geven we de letter:

1. P
2. F1
3. F2
4. o

De kinderen geven we de letter:

1. P
2. F1
3. F2
4. o

Als we de kinderen onderling laten voortplanten (bij planten) dan noemen we die kinderen de:

1. P
2. F1
3. F2
4. o

Wat is het genotype van de stier?

1. homozygoot
2. heterozygoot
3. zwarte vacht
4. rode vacht

Wat is het fenotype van de stier?

1. homozygoot
2. heterozygoot
3. zwarte vacht
4. rode vacht

Welk gen zit over de vachtkleur kan in een zaadcel van deze stier zitten?

1. Alleen maar kans op B (zwarte vacht)
2. alleen maar kans op b (rode vacht)
3. 50 % kans op B (zwarte vacht) en 50 % kans op b (rode vacht)
4. zowel B en b zitten in de zaadcel

Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.

wat weet je van het genotype van het mannetje (lange poten)

1. Homozygoot omdat lange poten dominant is
2. Homozygoot omdat lange poten recessief is
3. Heterozygoot
4. kun je niet weten

Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.

wat weet je van het genotype van het vrouwtje (korte poten)

1. Homozygoot omdat korte poten dominant is
2. Homozygoot omdat korte poten recessief is
3. Heterozygoot
4. kun je niet weten

Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.

Het vrouwtje (korte poten) is homozygoot welk genotype heeft zij dan?

1. RR
2. Rr
3. rr

Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.

Beide wespen zijn dus homozygoot, welk kruising is nu juist?

1. RR x rr
2. Rr x Rr
3. rr x Rr

Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.

Het vrouwtje heeft als genotype RR , welk gen (genen) kunnen er in de eicel zitten?

1. alleen R
2. alleen r
3. R en r kunnen er beide in zitten
4. kun je niet weten

Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.

De P kruizing is RR x rr
Wat is het genotype van de F1

1. alle nakomelingen hebben RR
2. alle nakomelingen hebben rr
3. alle nakomelingen hebben Rr
4. kun je niet weten

Bij wespen is het gen voor korte poten (R) dominant over het gen met lange poten (r). Een vrouwtje met korte poten wordt gekruist met een mannetje met lange poten.

De P kruizing is RR x rr
Wat is het genotype van de F1 is Rr, wat is het fenotype?

1. alle nakomelingen hebben lange poten
2. alle nakomelingen hebben korte poten
3. De nakomelingen hebben zowel korte al lange poten

korte poten (R), lange poten (r)
F1 is Rr. Deze worden onderling weer gekruist. Welke kruising is juist opgeschreven?

1. rr x RR
2. Rr x rr
3. Rr x RR
4. Rr x Rr

korte poten (R), lange poten (r)
Kruising is Rr x Rr

Welke gen (genen) kunnen er in de geslachtscellen zitten?

1. zowel R en r zitten in 1 geslachtscel
2. Alleen R kan in een geslachtscel zitten
3. Alleen r kan in een geslachtscel zitten
4. R OF r zit er in de geslachtscel

Hoeveel procenten van de F2 zijn homozygoot

1. 0 %
2. 25 %
3. 50 %
4. 75 %

Hoeveel procenten van de F2 zijn homozygoot dominant

1. 0 %
2. 25 %
3. 50 %
4. 75 %

Hoeveel procenten van de F2 zijn homozygoot recessief

1. 0 %
2. 25 %
3. 50 %
4. 75 %

Hoeveel procenten van de F2 zijn heterozygoot

1. 0 %
2. 25 %
3. 50 %
4. 75 %

Hoeveel procenten van de F2 hebben korte poten (dominant)

1. 0 %
2. 25 %
3. 50 %
4. 75 %

Hoeveel procenten van de F2 hebben lange poten (recessief)

1. 0 %
2. 25 %
3. 50 %
4. 75 %

Opdrachten

Biologie voor Jou online

Test jezelf b3