4.10 Leefbaarheid in Nederlandse steden

Opbouw van de stad
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Opbouw van de stad

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling urbanisatie en suburbanisatie
Voor 1960: vooral urbanisatie

Na 1960: suburbanisatie

Na 1980: re-urbanisatie

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Tot 1960
1960-1980
Vanaf 1980
Re-urbanisatie
Urbanisatie
Suburbanisatie

Slide 4 - Sleepvraag

Stad
Agglomeratie
Stedelijk gebied 
Stadsgewest
Suburbanisatie 
Urbanisatie 

Slide 5 - Sleepvraag

De ....................... is de maximale afstand die een klant wil afleggen om bij een voorziening te komen. Het hele gebied binnen deze afstand waarvandaan klanten naar de voorziening komen, heet het ........................ . De opkomst van het online winkelen draagt eraan bij dat veel traditionele winkels hun ....................... niet meer halen en moeten sluiten.
Sleep het juiste begrip naar de juiste locatie
Drempelwaarde
Reikwijdte
Verzorgingsgebied

Slide 6 - Sleepvraag

Verzorgingsgebied
Drempelwaarde
Reikwijdte

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

 opbouw van de stad
- Stad heeft meerdere wijken & buurten
- Met allemaal hun eigen kenmerken:
 
bouwjaar
Grootte van het huis
Prijs van het huis
Koop- of huurwoning


Slide 10 - Tekstslide

Sleep de afbeeldingen naar de juiste plek op de kaart

Slide 11 - Sleepvraag

4.10: opbouw van de stad
Geen elke stad ziet er zo perfect uit
:
Waarom niet?
- Misschien geen industrie
- Andere groeifase
- Natuurlijke belemmeringen (heuvel, rivier)
- Groei richting andere stad (of juist niet)
- Groei langs infrastructuur


Slide 12 - Tekstslide

Historische binnenstad
Oudste stuk van de stad 
Binnen stadsmuren / gracht (als een plaats dat heeft)
Veel monumenten en restauratie


Vragen:
Welke twee vormen van stadsvernieuwing ken je? 
Hoe herken je een monument?
Wat is restauratie?

Slide 13 - Tekstslide

Arbeiderswoning (19e eeuw)
Dicht bij het centrum (daar stond ook de fabriek!)
Kleine huizen (moest goedkoop zijn!) 
Vaak wel klein tuintje/binnenplaatsje 
Gebouwd ten tijde van industriële revolutie
Renovatie en sanering van wijken

Vragen: Welke migratiefase hoort hierbij?
Waarom zijn dit vaak achterstandswijken?

Slide 14 - Tekstslide

Vooroorlogse woonwijk (1901-1930)
Kenmerken:

- Statige huizen
- Grote tuinen
- Huizen zelf soms vrij klein

Waarom zijn dit populaire woonwijken?


Slide 15 - Tekstslide

Hoogbouw 
Jaren '60: lage hoogbouw (3 hoog)
Jaren '70: hoge hoogbouw (10 hoog)

Idee: Hoog bouwen --> Veel ruimte over 
voor groene voorzieningen (speeltuin, voetbalveld)

Voorbeeld:
- Bijlmermeer, Amsterdam
- Veldhuizen / Ede-Zuid

Vraag: In de jaren'70 steeg de woningnood.
Waarom?
Zijn dit vandaag de dag populaire woningen? Leg uit!

Slide 16 - Tekstslide

Eengezinswijk (vanaf 1970)
In het begin: vrij eentonig
Tegenwoordig: meer variatie

Opdracht. Geef van beide een voorbeeld uit je eigen woonplaats.

Slide 17 - Tekstslide

VINEX wijken.
Vragen: 
Geef een voorbeeld van een VINEX wijk (atlas)
Waarom  investeert de overheid in VINEX wijken?

Slide 18 - Tekstslide

Sleep de uitspraken naar de juiste plek op de kaart
In welk deel van de stad is de kans het grootste dat je…
- Een (directe) bus kunt nemen naar vrienden die in een andere wijk wonen?
- Na 10 uur ’s avonds nog een pak melk kunt kopen?
- Een school vindt met goede examenresultaten?
- Iemand stoort door voor zijn huis je auto te parkeren?
- Leegstaande gebouwen aantreft?
- Een speeltuintje vindt?
- Snel de snelweg op bent?

Slide 19 - Sleepvraag

NGMUL

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide