Herhaling grammatica en spelling H.4

Welkom allemaal...
Even ontspanning met filmpjes en quizvragen.
Je mag bij de vragen je boek gebruiken.

Het gaat om een herhaling van grammatica en spelling.
Maak deze les met de klassencode.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom allemaal...
Even ontspanning met filmpjes en quizvragen.
Je mag bij de vragen je boek gebruiken.

Het gaat om een herhaling van grammatica en spelling.
Maak deze les met de klassencode.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Noem 3 zelfstandig
naamwoorden uit het filmpje

Slide 3 - Woordweb

Welk woord is géén splitsbaar werkwoord?
A
tegenwerken
B
nadenken
C
opdrinken
D
verklaren

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn sterke werkwoorden?
A
Werkwoorden die van klank veranderen als je de pv in de verleden tijd zet.
B
Werkwoorden die niet van klank veranderen als je de pv in de verleden tijd zet.
C
Werkwoorden die aangeven dat een onderwerp sterk is.
D
Woorden die met 'sterk zijn' te maken hebben.

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Wanneer noem je een woord een sterk werkwoord?
A
Als het niet kan veranderen.
B
Als het in de tegenwoordige tijd van klank verandert.
C
Als het in de verleden tijd van klank verandert.
D
Als er een sterk mannetje voor staat.

Slide 7 - Quizvraag

Zet onderstaande zin in de verleden tijd.
De theaterklas staat op het podium.
A
De theaterklas stond op het podium.
B
De theaterklas stonden op het podium
C
De theaterklas staat op het podium.
D
De theaterklas staan op het podium.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Naam van een ding.
B
Namen van dingen die er bestaan.
C
Naam van een mens, dier, ding of plant, of eigen namen.
D
Namen van dieren die overal leven.

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden in de volgende zin:
De gekleurde ballonnen zijn in de kamer van de vrouw opgeblazen.
A
gekleurde, vrouw
B
ballonnen, kamer, vrouw.
C
kamer, vrouw
D
gekleurde, ballonnen, kamer, vrouw.

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in de volgende zin:
De gekleurde ballonnen zijn in de kamer van de jarige vrouw opgeblazen.
A
gekleurde, jarige
B
ballonnen, kamer, vrouw.
C
kamer, vrouw
D
gekleurde, ballonnen, kamer, vrouw.

Slide 12 - Quizvraag

De gekleurde ballonnen zijn in de kamer van de jarige vrouw opgeblazen.
Noteer de voorzetsels

Slide 13 - Open vraag

Het bedroef... me zeer dat anderen goede sier willen maken met mijn verdiensten. (bedroeven)

A
de
B
te
C
dte
D
dde

Slide 14 - Quizvraag

wat ___ vorige jaar het leukste liedje (zijn)

Gebruik de juist vorm van het ww én voeg hoofdletters en leestekens toe.

Slide 15 - Open vraag

Doordat het op het perron zo toch...e, heeft ze waarschijnlijk kougevat. (tochten)
A
d
B
t
C
tt
D
dd

Slide 16 - Quizvraag

Hij had te veel tijd aan zijn hobby’s besteed, daardoor (verwaarlozen) hij zijn studie.

Slide 17 - Open vraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in VT?
Hij (dansen) de tango.

Slide 18 - Open vraag

Hoe schrijf je het meervoud van
melodie?

Slide 19 - Open vraag

De (genie) hebben goede (idee) om de (probleem) op te lossen.
A
geniën - ideën - probleemen
B
genieën - ideeën - probleemen
C
genieën - ideën - problemen
D
genieën - ideeën - problemen

Slide 20 - Quizvraag

Welke vaardigheid moet jij nog beter oefenen? Oefen dit dan op Talent Digitaal
Grammatica woordsoorten
spelling werkwoorden vt
spelling zelfstandig naamwoorden meervoud

Slide 21 - Poll