Grammatica woordsoorten 29-11

Welkom!
- Doe je telefoon in de
    telefoontas
- Leg je boeken op tafel
- Zet je tas op de grond
- Leg je etui of je  pennen op
    tafel



1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
- Doe je telefoon in de
    telefoontas
- Leg je boeken op tafel
- Zet je tas op de grond
- Leg je etui of je  pennen op
    tafel



Slide 1 - Tekstslide

Today's planning:
De planning van vandaag:
11:00 - 11:10: Stillezen
11:10 - 11:15: Nakijken opdraht 5&6 van de Brug
11:15 - 11:25: Uitleg Woordsoorten persoonlijk & bezittelijk vnw 
11:25 - 11:45: Oefeningen grammatica

  

Slide 2 - Tekstslide

Stillezen
- Lees 10 minuten in stilte in je boek.
- Leid elkaar niet af en daag elkaar niet uit

- Praten betekent dat de tijd weer opnieuw begint.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 4

1 . hetzelfde = aanw.vnw
2. Wie = vr.vnw
zo’n = aanw.vnw
deze = aanw.vnw
3. Wat = vr.vnw
zulke = aanw.vnw





4. Dergelijke = aanw.vnw
5. zelf = aanw.vnw
dit = aanw.vnw
6. welke = vr.vnw
dat = aanw.vnw
die = aanw.vnw

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 5
1. in
naar
2. over
Let op: aan hoort bij het werkwoord aantreffen en is dus geen voorzetsel.
3. van
met
4. Na
op
5. tijdens
Let op: af hoort bij het werkwoord afkeuren en is dus geen voorzetsel.
6. uit
voor
volgens

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten

- zelfstandig naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- lidwoorden
- hulpwerkwoorden
- zelfstandige werkwoorden
- aanwijzend voornaamwoord
- vragend voornaamwoord
- voorzetsel
- bijwoord


Nieuwe woordsoorten:

- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord
- koppelwerkwoord


Slide 6 - Tekstslide

pers. vnw & bez. vnw
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar mensen, dieren, dingen of onzichtbare zaken. We korten dit woord af met: pers. vnw


Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Een bezittelijk voornaamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord. We korten dit af met bez. vnw. 


Slide 7 - Tekstslide

pers. vnw & bez. vnw

Slide 8 - Tekstslide

pers. vnw & bez. vnw

Slide 9 - Tekstslide

Startopdracht
a. Vond jij me zusje ook zo uitsloverig?

b. Vanaf het begin vindt Gerard me leuk.

c. Gisteren heb je jouw mobiel laten liggen.

d. Laten we maar bij jouw afspreken.

Slide 10 - Tekstslide

Do the exercises
timer
20:00
Aan de slag!
Wat?
Hoe?

Tijd?
Hulp?

Klaar?

Resultaat?
Opdracht 1, 2, 3, 4 (blz. 30-31)
Je mag fluisteren. Als het te luid wordt, gaan jullie 5 minuten in stilte werken.  
20 minuten (Timer)
Vraag hulp aan je buurman of buurvrouw.  Wanneer die het ook niet weet, steek je je vinger op. Ik help je dan.
Je antwoorden neem je morgen mee naar school. Morgen bespreken we ze na. 
Maak zelf 5 zinnen met een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord. 

Slide 11 - Tekstslide