GRAMMATICA 1 UNITE 3 WERKWOORDEN OP IR
1 / 24
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
wat betekend de Frans werkwoorden?
kiezen
blozen
slagen
eindigen
Réussir
Finir
choisir
Rougir
Slide 4 - Sleepvraag
Slide 5 - Tekstslide
wat betekend de Frans werkwoorden?
dikker worden
blozen
groeien
straffen
Punir
Grossir
Rougir
Grandir
Slide 6 - Sleepvraag
Slide 7 - Tekstslide
Je .......... ( grandir)
A
grandi
B
grandis
C
grand
D
grandit
Slide 8 - Quizvraag
Nous ............. (finir)
A
finissons
B
finons
C
finions
D
finit
Slide 9 - Quizvraag
Ils ......... ( grossir)
A
grossit
B
grossisse
C
grossissent
D
grossent
Slide 10 - Quizvraag
je .........(punir)
Slide 11 - Open vraag
vous...........(rougir)
Slide 12 - Open vraag
Puck et Julia .........(grossir)
Slide 13 - Open vraag
wat betekend de Frans werkwoorden?
choisissons
rougit
réussis
finissent
Rana et moi
Eva et Otis
Emma
je
Slide 14 - Sleepvraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
il .......... .............. (finir)
passé composé
passé composé
A
a fini
B
as fini
C
finis
D
a finis
Slide 19 - Quizvraag
Nous ............ ..............(finir)
passé composé
passé composé
A
finons
B
avons finis
C
fini
D
avons fini
Slide 20 - Quizvraag
Vous ......... ................ (grossir)
passé composé
passé composé
A
a grossi
B
grossit
C
avez grossi
D
grossissez
Slide 21 - Quizvraag
ils ........... .............. (grandir)
A
ont grandis
B
ont grandi
C
grands
D
grandissent
