Argumenteren H4 tekstanalyse

V5 Argumenteren

  • Soorten argumenten
  • Argumentatiestructuren
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

V5 Argumenteren

  • Soorten argumenten
  • Argumentatiestructuren

Slide 1 - Tekstslide

Argumentatieschema's
  • Oorzaak-gevolg
  • Kenmerk-eigenschap
  • Voor- en nadeel
  • Voorbeeld(en)
  •  Vergelijking
  • Autoriteit
Zie ook de theorie van het katern argumenteren

Slide 2 - Tekstslide

Nederland moet meedoen met de ontwikkeling van de nieuwe straaljager, want dat levert werkgelegenheid op. En werkgelegenheid is goed voor de economie.
Van welk type argumentatie is sprake?
Standpunt
Argument 1
Argument 2
A
Argumentatie op basis van vergelijking
B
Argumentatie op basis van voor- en nadelen.
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 3 - Quizvraag

Het wordt warmer op aarde en dat komt door het broeikaseffect.

Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
C
argumentatie op basis van een kenmerk
D
argumentatie op basis van voor- en nadelen

Slide 4 - Quizvraag

Het Nederlands verloedert want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
C
argumentatie op basis van een kenmerk
D
argumentatie op basis van voor- en nadelen

Slide 5 - Quizvraag

Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die er op wijzen: last van vermoeidheid, duizeligheid en hoofdpijn..
Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
C
argumentatie op basis van een kenmerk
D
argumentatie op basis van voor- en nadelen

Slide 6 - Quizvraag

2 soorten argumenten: welke? Noem alleen de twee juiste termen.

Slide 7 - Open vraag

3 argumentatiestructuren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Nevenschikkende argumentatie
  3. Onderschikkende argumentatie

Slide 8 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

Slide 9 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie vormen twee deelargumenten samen een argument. De argumenten onderbouwen samen het standpunt.

Slide 10 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 11 - Tekstslide

Ik stem niet op de PVV. Ik vind Wilders een slecht politicus. Hij zegt wel wat hij gaat doen, maar niet hoe.
Ik stem niet op de PVV.
[want]
Ik vind Wilders een slecht politicus.
[omdat]
Hij zegt wel wat hij gaat doen, maar niet hoe.
Dit is de stelling.
Dit is een enkelvoudig (hoofd)argument.
Dit is onderschikkende argumentatie bij het hoofdargument.

Slide 12 - Tekstslide

Sleepvraag: geef aan wat het standpunt is en wat de argumenten zijn. 

Uit onderzoek van California State University blijkt dat intensief gebruik van sociale media kan leiden tot een persoonlijkheidsstoornis. Het lijkt me daarom een goed idee om minder tijd te besteden aan Facebook. Bovendien zijn er leukere dingen in het leven dan selfies posten.
timer
3:00

Slide 13 - Tekstslide

Standpunt
Argument 1
Argument 2
Uit onderzoek van California State University blijkt dat intensief gebruik van sociale media kan leiden tot een persoonlijkheidsstoornis.
Het lijkt me daarom een goed idee om minder tijd te besteden aan Facebook.
Bovendien zijn er leukere dingen in het leven dan selfies posten.

Slide 14 - Sleepvraag

In de vorige dia was er sprake van welke argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Onderschikkende argumentatie
D
Nevenschikkende en onderschikkende argumentatie

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

OPDRACHT
Lees de tekst Kindermarketing in vlogs.

Noteer de stelling die centraal staat in deze tekst.

Slide 17 - Tekstslide

Lees de tekst 'Kindermarketing in vlogs'.

Noteer de stelling die centraal staat in deze tekst.
timer
7:00

Slide 18 - Open vraag

Werk twee argumenten uit bij de onderstaande stelling. Baseer je daarbij op de uitgedeelde tekst, gebruik wel je eigen woorden.

"Er moeten strenge regels komen voor
reclame van YouTubers die gericht is op kinderen."
timer
7:00

Slide 19 - Open vraag

Er moeten strenge regels komen voor 
reclame van YouTubers die gericht is op kinderen
(want) De invloed van influencers/YouTubers/vloggers op kinderen is enorm. Zo blijkt uit onderzoek van Wijzer in geldzaken dat de helft van de basisschoolkinderen in groep vijf tot en met acht bij het doen van aankopen wordt beïnvloed door vlogs waarin ze het product hebben gezien. (al. 4)

(want) Influencers/YouTubers/vloggers zwaaien te pas en te onpas met producten terwijl  kinderen dit vaak niet als reclame herkennen. (al. 5)

Slide 20 - Tekstslide

Er moeten strenge regels komen voor 
reclame van YouTubers die gericht is op kinderen
(want) Meer dan de helft van de YouTubers houdt zich niet aan de richtlijnen, zelfs niet als ze die zelf hebben opgesteld. Het is namelijk gebleken dat meer dan de helft van de vloggers zich niet aan de richtlijnen houdt die YouTubers  samen met het Commissariaat voor de Media hebben opgesteld. (al. 5)

(want) Regels helpen. De strenge regels voor kindermarketing bij voedsel hebben immers ook succes. (al. 7)

Slide 21 - Tekstslide

Werk nu een tegenargument uit bij de stelling én weerleg dat. Baseer je weer op de uitgedeelde tekst, gebruik je eigen woorden.
timer
7:00

Slide 22 - Open vraag

Er moeten strenge regels komen voor 
reclame van YouTubers die gericht is op kinderen
(Dat hoeft niet, want) Volgens vlogger Thomas van Grinsven hebben YouTubers het ook heel vaak over maatschappelijke thema's.  Maar dat je iets goeds doet, betekent niet dat je dan het 'recht' hebt om iets te doen wat niet zo goed is (al. 6; 'Wie regelmatig geld overmaakt aan het Rode Kruis, mag daarom nog geen bank overvallen. ')

Slide 23 - Tekstslide

OPDRACHT
Lees de tekst Stop nou toch eens met kinderidolen op junkfood
Beantwoord dan de vraag op de volgende dia.

Slide 24 - Tekstslide

Lees de tekst over het inzetten van kinderidolen voor de reclame voor junkfood.
Noteer de stelling die centraal staat in deze tekst.
timer
7:00

Slide 25 - Open vraag

Welke van de onderstaande uitspraken geeft de hoofdgedachte van tekst 4 het beste weer?

De politiek moet
A
beleid ontwikkelen om reclame voor ongezonde producten te verbieden en ervoor zorgen dat de voedingsindustrie zich houdt aan gemaakte afspraken.
B
beleid ontwikkelen zodat ook gezonde producten aantrekkelijker worden voor kinderen waardoor de jengelfactor zich niet alleen richt op ongezonde producten.
C
de voedingsindustrie dwingen de gemaakte belofte na te komen en richtlijnen opstellen die promotie van gezonde producten voor kinderen versnelt.
D
de voedingsindustrie dwingen zich aan haar belofte te houden en actief beleid ontwikkelen om promotie van ongezonde producten voor kinderen tegen te gaan.

Slide 26 - Quizvraag

Beide teksten vergelijken
Als we de twee teksten vergelijken, valt op dat  YouTubers/vloggers/influencers hetzelfde wordt verweten als wat de voedselindustrie wordt verweten.
Welk overeenkomstig verwijt aan het adres van deze partijen wordt in de beide teksten gemaakt?

Geef antwoord op de volgende dia.

Slide 27 - Tekstslide

Welk overeenkomstig verwijt aan het adres van zowel influencers als de voedselindustrie wordt in de beide teksten gemaakt?

Slide 28 - Open vraag

Antwoord
Beide (partijen) nemen hun verantwoordelijkheid niet. / Beide (partijen) houden zich niet aan hun eigen regels. / Beide (partijen) komen hun belofte niet na. 

Slide 29 - Tekstslide

Uit de tekst over kinderidolen op junkfood kun je tips halen voor YouTubers/vloggers/influencers om verstandig om te gaan met hun invloed.
Werk één tip uit in minimaal twee goedlopende zinnen.

Slide 30 - Open vraag