Hst 25-1 De lezer overtuigen ..

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag 
Check huiswerk Numo

hst 25 
De lezer overtuigen

Nodig: laptop + boek Kern
Ga in deze les


Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
R Leren dat je in een betogende tekst de lezer overtuigt van een standpunt met behulp van argumenten

T1 Herkennen van van geldige en juiste argumenten bij een standpunt

Volgende les:
T2 Zelf een standpunt onderbouwen met goede argumenten
I Zelf een betogende tekst schrijven


Slide 4 - Tekstslide

Lees- en spreekvaardigheid 
Hst 24 Formeel & informeel taalgebruik 
Hst 25 De lezer overtuigen
Hst 26 De lezer activeren

Hst 29 Overtuigingskracht
Hst 30 De opbouw van een betoog


Slide 5 - Tekstslide

Begrippen uit vorige les

Formeel & 
Informeel taalgebruik

Hypercorrectie



Slide 6 - Tekstslide

Wat was ook weer belangrijk bij een formeel bericht?

Slide 7 - Woordweb

De lezer overtuigen 
Dat doe je door middel van een betoog of een betogende tekst 

Slide 8 - Tekstslide

Wat was dat ook weer: een betogende tekst? Een voorbeeld?

Slide 9 - Open vraag

Basisstappen om een betogende tekst te schrijven 
  1. Bepaal je standpunt 
  2. Bedenk argumenten
  3. Verdiep je in de tegenargumenten
  4. Kies welke argumenten je gaat gebruiken
  5. Bepaal de volgorde van je argumenten: schrijfplan
  6. Bedenk inleiding, kern (waarin je argumenten staan) en slot
  7. Schijven van je tekst 

Slide 10 - Tekstslide

Standpunt + argument
Tja....

Wat is het verschil? 

Slide 11 - Tekstslide

STANDPUNT -----> WANT/OMDAT -----> ARGUMENT


ARGUMENT -----> DUS -----> STANDPUNT

Slide 12 - Tekstslide

Welk signaalwoord gebruik je als je van standpunt naar argument gaat?
A
dus
B
maar
C
want
D
ja

Slide 13 - Quizvraag

Standpunt of argument?
Ik vind dat de examens niet door moeten gaan
A
Standpunt
B
Argument

Slide 14 - Quizvraag

Is het deel tussen [..]een standpunt of argument?
[Omdat oude auto's heel vervuilend zijn], mogen ze niet meer in het centrum komen.


A
standpunt
B
argument

Slide 15 - Quizvraag

Is het deel tussen [..]een standpunt of argument?
[Politici zijn niet te vertrouwen]. Ze liegen over alles.


A
standpunt
B
argument

Slide 16 - Quizvraag

Is het deel tussen [..]een standpunt of argument?
[ Mijn telefoon is de beste]. Het is een Iphone13

A
standpunt
B
argument

Slide 17 - Quizvraag

Is het deel tussen [..]een standpunt of argument?
Drop moet verboden worden, [want er zit veel suiker in.]


A
standpunt
B
argument

Slide 18 - Quizvraag

Is de volgende uitspraak een feit, standpunt of argument?

Hij vind 1,5 meter afstand niet nodig.
A
standpunt
B
feit
C
argument

Slide 19 - Quizvraag

Is de volgende uitspraak een feit, standpunt of argument?

De treinen kunnen weer rijden, ondanks de sneeuw.
A
standpunt
B
feit
C
argument

Slide 20 - Quizvraag

Is de volgende uitspraak een feit, standpunt of argument?

De rechter geeft de verdachte tien jaar gevangenisstraf.
A
standpunt
B
feit
C
argument

Slide 21 - Quizvraag

Is de volgende uitspraak een feit, standpunt of argument?

Geweld gebruiken is niet nodig als een situatie onder controle is.
A
standpunt
B
feit
C
argument

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Maar.... 
Je kunt niet over alles een betogende tekst schrijven. Kijk naar vraag 1 op blz. 102. 

Is dit wel of geen geschikt onderwerp voor een betogende tekst?

Slide 24 - Tekstslide

Roken zou verboden moeten worden in Nederland (vraag 2a)
A
wel
B
geen

Slide 25 - Quizvraag

Gisteren was er een grote kettingbotsing op de A2 (vraag 2b)
A
wel
B
geen

Slide 26 - Quizvraag

Feyenoord wordt kampioen dit jaar.
A
wel
B
geen

Slide 27 - Quizvraag

Kom op 27 mei, Koningsdag, naar de rommelmarkt op het Malieveld!
A
wel
B
geen

Slide 28 - Quizvraag

Samengevat
Er is een verschil tussen je standpunt en een argument. 
Je standpunt is je mening, waar je staat.
Een argument geeft een reden of uitleg waarom dat een goed idee is. 

Slide 29 - Tekstslide

Geef aan wat in vraag 2 a het standpunt is (blz. 102) achter deze argumenten

Slide 30 - Open vraag

Geef aan wat in vraag 2b het standpunt is (blz. 102) achter deze argumenten

Slide 31 - Open vraag


Voor de opdracht (die je dinsdag krijgt): wat zou je een leuk onderwerp vinden?

Slide 32 - Open vraag

Huiswerk
Stel, Johan de Witt gaat het gebruik van telefoons verbieden tijdens schooluren. Ook in de pauze. Het standpunt is: telefoon leiden af, verstoren sociaal contact en geven onrust. 

Bedenk drie argumenten  tegen dit standpunt en drie argumenten voor. Hier gaan we mee aan de slag in de volgende les.

Slide 33 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
Betoog

Standpunt

Argument 

Stappen in een betoog

Slide 34 - Tekstslide


Is er iets iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen?

Slide 35 - Open vraag

Formeel bericht  
Maak van dit bericht een formeel bericht 


Slide 36 - Tekstslide