Improvisatietheater les 3: Fake news 2.0

FAKE NEWS
Kun jij nepnieuws de wereld in brengen?
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolMBOVoortgezet speciaal onderwijsPraktijkonderwijsvmbo, mavo, havo, vwoLeerroute HLeerroute M

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

FAKE NEWS
Kun jij nepnieuws de wereld in brengen?

Slide 1 - Tekstslide

Deze les kan worden gebruikt ter voorbereiding op de workshops Theatersport, Improvisatietheater, Theatersoap en Filmacteren. Met als leerdoelen:
  • Leerlingen oefenen met het schetsen van de wie, wat en waar.
  • In korte tijd een verhaal kunnen improviseren
  • Ervaren hoe het is om te improviseren en toneel te spelen voor de groep
  • Kunnen tips geven bij het kijken naar de improvisatie van klasgenoten.
WAT GAAN WE DOEN
  • De vloer op: herken je de 3 w's?
  • Uitbeeldspel: Het feest
  • Echt nieuws veranderen in nepnieuws
  • Presenteren
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WAT HEB JE NODIG
Bereid het lokaal voor:
  • De tafels weg of aan de kant. 
  • Zet de stoelen in een publieksopstelling: aan een zijkant van het lokaal met 3 of 4 rijen stoelen die kijken naar een groot leeg stuk vloer.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Bij improvisatietheater is het verloop van een scène of verhaal niet van te voren vastgelegd. De toneelspeler bedenkt ter plekke wat die zegt en doet. 
     
  • Het beantwoorden van de wie, wat en waar vragen helpt een toneelspeler om een verhaal duidelijk te kunnen maken tijdens het improviseren. 
     
  • Over wie gaat de scène? Wat is er aan de hand? En waar speelt het zich af?

WIE WAT WAAR - DE 3 W'S

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Kijk de eerste 2 minuten van dit filmpje uit het tv-programma De vloer op.
  • In dit tv-programma improviseren steeds twee acteurs allerlei opdrachten en scènes. 
  • Kun je na het kijken de volgende vragen beantwoorden: over wie gaat de scène? Wat is er aan de hand? En waar speelt het zich af?

WIE WAT WAAR - DE 3 W'S

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AAN DE SLAG
  1. Speel dit uitbeeldspel met 4 personen. De rest is publiek. 
  2. Iedere ronde verzinnen jullie samen een feest. 
  3. De speelvolgorde is: wie, wat, waar. 
  4. Persoon 1 bedenkt samen met het publiek:
    1. wie er feest viert, een persoon, dier, etc.
    2. wat doen ze om het te vieren
    3. waar is dit feest, oftewel welke locatie. 
  5. De andere 3 personen mogen de opdracht niet horen; ze kunnen hun oortjes met muziek in doen of even op de gang wachten. 
  6. Belangrijk is dat er vanaf nu niet meer gepraat mag worden! 

Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden op basis van Bijlage 1 - Drumstel (te downloaden via www.kleinkunstig.nl):
1 KICK: Zwaarste drumsound, trommel die op de grond staat en die je met je voet bedient.
2 FLOOR TOM: Staande drum. Minder zwaar dan de kick.
3 SNARE: Een klap, een roffel. Een ronde ondiepe trommel met ijzeren snaren aan de onderkant. De snare wordt soms vervangen door een echte gewone handklap, of CLAP.
4 TOMS: Een kleine trommel met meer toon. Wordt vaak gebruikt voor een drumfill, oftewel een variatie op de beat. Soms hebben drummers meerdere toms in verschillende groottes.
5 HI-HAT: Twee bekkens op elkaar. Met je voet kan je het statief zo bedienen dat ze van elkaar los komen en het een open hi-hat wordt. Op elkaar, de closed hi-hat, geven ze een hoge metalen tik. Los klinkt de klank langer door. Wordt vaak op elke tel gespeeld.
6/7/8/9 CYMBALS: Bekkens van metaal die worden gebruikt voor het maken van accenten in de beat.

AAN DE SLAG
7.   Het spel gaat nu gaat als volgt;
      Persoon 2 zet de muziek uit of komt terug in het lokaal, en gaat tegenover
      persoon 1 staan. 
      Persoon 1 beeldt uit: Wie? Als persoon 2 denkt te weten over wie het gaat,
      steekt die een duim op. Dan beeldt persoon 1 het volgende uit: Wat? Ook nu
      steekt persoon 2 een duim op als die het denkt het weten. Dan de laatste:
      Waar? Persoon 1 is nu klaar en gaat zitten. 
8.   Dit herhaalt zich met persoon 3 en met persoon 4. 
9.   Persoon 4 mag uiteindelijk hardop uitspreken: wie houdt er een feest, wat
      wordt er gevierd en waar?
10. Speel het uitbeeldspel nog een keer met 4 andere leerlingen.
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Tip voor het publiek: geef het publiek een kijkopdracht mee, zoals of ze kunnen aangeven welke bewegingen de spelers op een ander spoor hebben gezet? Wat voor bewegingen werken goed en maken de wie, wat en waar duidelijker? En wat juist niet?
Tip voor meer actie: zijn de spelers wat passief? Vraag leerling 2 om tijdens het raden van de bewegingen van leerling 1, de bewegingen tegelijk mee te doen. Zo kunnen ze zelf proberen of ze inderdaad de bewegingen van leerling 1 snappen.
AAN DE SLAG
  1. Maak viertallen.
  2. Zoek een nieuwsbericht op waarmee jullie gaan werken. Deze vind je bijvoorbeeld op het internet of op social media. 
  3. Bedenk nu een neppe onwerkelijke gebeurtenis die jullie aan het verhaal uit het nieuwsbericht toevoegen. 
  4. Bedenk hoe jullie het nepnieuws kunnen uitbeelden. Bepaal de Wie, Wat, en Waar, en maak deze duidelijk in de foto.



timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoorbeeld: Een advocaat wordt beschuldigd van het doorspelen van geheime informatie naar een crimineel. 
Nepnieuws: Hun geheime taal lijkt te bestaan uit dansbewegingen, die de advocaat te pas en te onpas maakt.
AAN DE SLAG
  1. Ga op een stoel in het publiek zitten.
  2. Het groepje dat begint met presenteren, gaat hun Fake news uitbeelden voor de groep.
  3. Het publiek vertelt na iedere presentatie, wat het verhaal is. 
  4. Om te checken of het vermoedelijke verhaal klopt, laten jullie de foto even tot leven komen. Improviseren wat er op het moment van de foto gebeurt.


timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

De leerlingen kunnen presenteren in de vorm van een foto, waarbij de leerlingen tijdens het uitbeelden stilstaan. 
FAKE NEWS
Geef elkaar tips en tricks over improviseren!

Slide 10 - Tekstslide

Sluit klassikaal af door de leerlingen naar hun reacties te vragen; is het lastig om ter plekke iets te verzinnen en uit te beelden? Hebben jullie tips aan elkaar hoe je dit kunt doen? Benoem nog even wanneer Kleinkunstig naar school komt en welke workshops de leerlingen kunnen volgen.