6.2 De gouden eeuw van Nederland

6.2 De Gouden Eeuw
KA: de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek 

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

6.2 De Gouden Eeuw
KA: de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek 

Slide 1 - Tekstslide

Pak je boek en werkboek
Ga paragraaf 6.2 lezen/ opdrachten maken.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen:
  • welke staatkundige situatie er was in de Republiek  
  • hoe in Nederland een bloeiende economie ontstond  
  • hoe de Nederlandse cultuur tot hoge bloei kwam 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

a Geef aan uit welke twee soorten gebieden de Republiek bestond in 1648.
b het bestuur van de Republiek verschilde van dat van andere landen. Geef daarvan drie voorbeelden.
c Beschrijf de samenstelling en twee taken van de Staten-Generaal.
d Geef aan wie in de gewesten de hoogste macht hadden.

Slide 5 - Open vraag

a Geef aan wat regenten waren.
b De stadhouder was de machtigste man van de Republiek. Noem drie taken of bevoegdheden waaruit dat blijkt.
c Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat de stadhouder zich wel als een vorst gedroeg, maar minder macht had dan koningen.

Slide 6 - Open vraag

In de Republiek had de rijke burgers veel macht, er was geen staatshoofd. De zeven gewesten werkten samen in de Staten-Generaal. Die besliste over: 
  • leger en vloot 
  • gezamenlijke buitenlandse politiek 
  • bestuur van de generaliteitslanden 
 De Staten waren het hoogste bestuur van elk gewest. De adel en de steden waren erin vertegenwoordigd.  
 De macht was in handen van een kleine groep regenten. In deze oligarchie benoemden de regenten elkaar. 
De stadhouder was de machtigste man van de Republiek: 
  • opperbevelhebber van leger en vloot 
  • toezichthouder op de rechtspraak 
  • had invloed op de benoeming van regenten 
  • werd benoemd door de Staten, maar het was toch erfelijke functie gedroeg zich als een vorst 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Nederland kende door de handel een economische bloeiperiode die later de Gouden Eeuw werd genoemd. In Europa was Amsterdam de belangrijkste stapelplaats: plaats waar goederen worden opgeslagen om de prijzen te beïnvloeden. 
Dankzij de welvaart en handel bloeiden ook de nijverheid en de landbouw:  
  • er werden veel schepen gebouwd  
  • Leiden werd een belangrijk textielcentrum 
  • boeren konden hun producten volop aan de steden verkopen 
  • kaas werd belangrijk exportproduct 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

a Geef aan wat in Nederland wordt bedoeld met de Gouden Eeuw.
b Geef aan wat een stapelplaats is.
c Beschrijf met een voorbeeld hoe de bloeiende handel:
- de nijverheid bevorderde en
- de landbouw bevorderde

Slide 12 - Open vraag

a Noem twee soorten kunst die bloeiden in de Gouden Eeuw.
b Geef aan wie in Nederland de belangrijkste opdrachtgevers voor kunst waren en geef daarvoor een verklaring.

Slide 13 - Open vraag

a In de wetenschap had de Republiek een vooraanstaande rol. Geef hiervoor een verklaring.
b Beschrijf oe in de Republiek met verschillende godsdiensten werd omgegaan.

Slide 14 - Open vraag

Ook op cultureel gebied beleefde Nederland een Gouden Eeuw: economische en culturele bloeiperiode van Nederland in de 17e eeuw:
  • De schilderkunst bloeide door rijke burgers als opdrachtgevers, 
  • de literatuur bloeide o.a. door schrijvende regenten 
  • speelde in de wetenschap een vooraanstaande rol.

De staatsgodsdienst was gereformeerd: calvinistisch.  
Er was geen godsdienstvrijheid, maar wel gewetensvrijheid: recht om te geloven wat je wilt. 
 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Gebruik de tekst 'Ter discussie: Typisch Nederlands?' blz. 73 TB en bekijk de afbeelding.
a Wat wilde de schrijver met de titel en de afbeelding duidelijk maken?
b Volgens de schrijver is dat (zie a) typisch Nederlands, toen en nu. Noem een argument voor deze opvatting en een argument ertegen.

Slide 17 - Open vraag

Leg uit dat deze afbeelding past bij het kenmerkende aspect van deze paragraaf.

Slide 18 - Open vraag

Timpaan aan achtergevel van het Amsterdamse stadhuis, nu het Paleis op de Dam. De stedenmaagd Amsterdam met aan haar voeten de Amstel en het IJ (mannen met kruiken). a Leg met beeldelementen uit welke boodschap op het gehele timpaan is afgebeeld.
b Noem 2 oorzaken van de toestand zoals die is voorgesteld.

Slide 19 - Open vraag

Begrippen uit deze les:
staatshoofd: persoon die het hoogste gezag in een staat heeft of belichaamt   generaliteitslanden: gebieden in de Republiek die in de 17e eeuw op de Spanjaarden veroverd waren en bestuurd werden door de Staten-Generaal (Noord-Brabant, Zeeuws-Vlaanderen en delen van Limburg) 
 regent: bestuurder 
stapelplaats: plaats waar goederen worden opgeslagen om de prijzen te beïnvloeden. 
Gouden Eeuw: economische en culturele bloeiperiode van Nederland in de 17e eeuw.
gereformeerd: calvinistisch.  
gewetensvrijheid: recht om te geloven wat je wilt. 


Slide 20 - Tekstslide

Personen uit deze les:
Vermeer
Van Rijn
Steen
Hooft
Vondel
Van Leeuwenhoek
Huygens
De Groot.

Slide 21 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 22 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je deze
les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 23 - Open vraag