6.3 Mensen in het kustgebied

De laatste ijstijd noem je
A
Weichselien
B
Saalien
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De laatste ijstijd noem je
A
Weichselien
B
Saalien

Slide 1 - Quizvraag

Wat voor rivier stroomde er in het Pleistoceen door Nederland?
......... rivier

Slide 2 - Open vraag

De warmere periode na een ijstijd noem je een

Slide 3 - Open vraag

Wat werd er in de tweede fase van het Saalien afgezet?
A
Keileem
B
Tongbekkens

Slide 4 - Quizvraag

Basisveen en Hollandveen zijn voorbeelden van
A
Laagveen
B
Hoogveen

Slide 5 - Quizvraag

1
2
3
4
5
6
Hollandveen
Basisveen
Jonge zeeklei
Oude zeeklei
Jonge duinen
Oude duinen

Slide 6 - Sleepvraag

Welke grondsoort sedimenteert pas wanneer het water vrijwel stil staat?

Slide 7 - Open vraag

6.3 Mensen in het kustgebied

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoelen
Je weet aan het einde van de les:
  • hoe kwelders zijn gevormd
  • het ontstaan en de kenmerken van een zeekleipolder
  • het ontstaan en de kenmerken van veenontginningen
  • waarom het gebruik van veengrond is veranderd
  • het ontstaan en de kenmerken van een droogmakerij

Slide 9 - Tekstslide

Zeekleilandschap
Wisselende invloed van de zee in het Holoceen:
  • Transgressie:
    + kustlijn verschuift landinwaarts
    + afzetting jonge zeeklei

  • Regressie:
    + kustlijn verschuift zeewaarts
    + ontstaan veenlagen

Slide 10 - Tekstslide

Zeekleilandschap
Afzetting van klei door getij: 

  1. Als de zee het hoogst is, staat het water even stil
  2. De slibdeeltjes zakken naar de bodem
  3. Als het eb, wordt blijven de slibdeeltjes achter
  4. De grond komt hoger te liggen
  5. Het gebied overstroomt zelden meer
  6. Het gebied raakt begroeid -> kwelder

Slide 11 - Tekstslide

Zeekleilandschap
500 v.Chr.: wonen op terpen: 
-> kunstmatige heuvels ter bescherming tegen het zeewater.

1000 n.Chr.: wonen achter dijken.
  • Eerst: ‘defensief’ = bescherming tegen de zee
  • Later: ‘offensief’ = land winnen op zee

Slide 12 - Tekstslide

Zeekleilandschap
Friese en Groningse boeren hadden recht van opstrek:
= nieuw ingepolderde land in bezit nemen.

Kwelderwerken = menselijke ingrepen in kwelders om landaangroei te stimuleren.

-> houten palen met wilgentakken ertussen zorgen voor rustiger water met meer sedimentatie

Slide 13 - Tekstslide

Zeekleilandschap
1000 n.Chr.: wonen achter dijken.
  • Eerst: ‘defensief’ = bescherming tegen de zee
  • Later: ‘offensief’ = land winnen op zee
  1. Aanslibbing van land buitendijks
  2. Ontstaan van kwelders
  3. Bedijking van die kwelders
  4. Kenmerken van zo’n zeekleipolder
    ong. 2 m boven NAP, akkerbouw, vruchtbaar en blokverkaveling 

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen absolute en relatieve zeespiegelstijging?

Slide 15 - Open vraag

Aan de slag:
Wat?
§6.3 Opdrachten: 1 t/m 5
        
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling / samenvatting maken 
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 16 - Tekstslide

Sleep het begrip naar de juiste definitie!
Grondsoort die bestaat uit (half) vergane plantenresten.
De combinatie van stijgen van zee + effect van bodemdaling.
Periode waarin de invloed van de zee toeneemt.
veen
transgressie
relatieve zeespiegelstijging

Slide 17 - Sleepvraag

Op de afbeelding is transgressie te zien tussen afbeelding B en C.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Welk materialen werd er tijdens het Weichselien neergelegd?
A
dekzand
B
löss
C
veen
D
klei

Slide 19 - Quizvraag

2 redenen voor transgressie
A
stijging zeespiegel + minder verdamping
B
stijging zeespiegel + bodemdaling
C
minder verdamping+ bodemdaling

Slide 20 - Quizvraag

Het verteren van veen door contact met zuurstof noem je
A
Inklinking
B
Compactie
C
Veenoxidatie

Slide 21 - Quizvraag

Zeekleilandschap
1000 n.Chr.: wonen achter dijken.
  • Eerst: ‘defensief’ = bescherming tegen de zee
  • Later: ‘offensief’ = land winnen op zee
  1. Aanslibbing van land buitendijks
  2. Ontstaan van kwelders
  3. Bedijking van die kwelders
  4. Kenmerken van zo’n zeekleipolder
    ong. 2 m boven NAP, akkerbouw, vruchtbaar en blokverkaveling 

Slide 22 - Tekstslide

B89 Grondsoorten in Nederland

Slide 23 - Tekstslide

Veenlandschap
Rond het jaar 1000 gingen mensen in het veenlandschap wonen door:
  1. De bouw van boerderijen langs een weg, dijk, kanaal, riviertje. -> ontginningsbasis

  2. Het graven van een brede waterloop op 1 km afstand van de ontginningsbasis.->  wetering

  3.  Graven van slootjes in de lengterichting voor de ontwatering.

Slide 24 - Tekstslide

Veenlandschap
Zo ontstond het landschap van veenontginningen: veenpolders met een strokenverkaveling

Slide 25 - Tekstslide

Veenlandschap
Eerst: akkerbouw

Later: te nat voor akkerbouw -> veeteelt
Te nat door:
  • Inklinking: inzakken veenbodem door ontwatering
  • Veenoxidatie: verteren plantenresten door aanwezigheid zuurstof in het ontwaterde veen


Slide 26 - Tekstslide

Veenlandschap
Door de lage ligging:
  • Zijn dijken nodig
  • Moet de waterstand kunstmatig geregeld worden

Slide 27 - Tekstslide

Veenlandschap
Ook zijn plassen ontstaan door het afgraven van veen:
  • Gedroogd veen = een brandstof
  • Honderden afgegraven watergangen: petgaten
  • Daartussen plekken om het veen te drogen: legakkers
  • Tijdens stormen spoelden ook de legakkers weg

    VB: Loosdrechtse Plassen

Slide 28 - Tekstslide

Droogmakkerijen
Sinds de 16e eeuw: drooglegging van grote meren, plassen en delen van de zee.
-> droogmakerijen

Stap 1: aanleg ringdijk met ringvaart om het droog te malen meer

Stap 2: water wegpompen uit het lager gelegen meer in de hoger gelegen ringvaart met een gemaal.

Slide 29 - Tekstslide

Droogmakkerijen
Kenmerken droogmakerijen:

  • Gemiddeld 3 tot 5 m onder NAP
  • Oude zeeklei aan het oppervlak doordat het veen:
    + is weggeslagen door stormvloeden
    + is afgegraven voor turfwinning:

    -> onderdeel van het zeekleilandschap

Slide 30 - Tekstslide

In wat voor een gebied ontstaat veen?
A
zandgrond
B
kleigrond
C
moeras
D
zoutvlakte

Slide 31 - Quizvraag

1e veenvorming
(zwart in tekening)
A
Hollandveen
B
Brabantveen
C
Basisveen
D
Grondveen

Slide 32 - Quizvraag

Eerste duinen
(grijze bulten)
A
Oude duinen
B
Jonge duinen
C
Nieuwe duinen
D
Basisduinen

Slide 33 - Quizvraag

Aan de slag:
Wat?
§6.3 Opdrachten: 6 t/m 10

Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling / samenvatting maken 
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 34 - Tekstslide