Les H2.1

Telefoon?
Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak. 

Zorg dat je op tafel hebt liggen: 
- Pen;
-Rekenmachine; 
- Schrift; 
- Boek
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Telefoon?
Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak. 

Zorg dat je op tafel hebt liggen: 
- Pen;
-Rekenmachine; 
- Schrift; 
- Boek

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Programma 
  • Terugblik vorige les 
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 2.1
  • 10 minuten in stilte aan het werk
  • Bespreken vraag van de week 
  • Aan het werk (keuze) 
  • Afronding van deze les 

Slide 3 - Tekstslide

Piet's loon stijgt met 3,5%, terwijl de gemiddelde prijzen met 0,5% stijgen. De koopkracht van Piet...
A
Stijgt met 3,5%
B
Stijgt met 3%
C
Daalt met 0,5%
D
Kun je niet weten

Slide 4 - Quizvraag

Een bloemkool kost in augustus 1,53 euro en in september 1,47 euro.
Er is sprake van...
A
Koopkrachtstijging
B
Koopkrachtdaling
C
Inflatie
D
Deflatie

Slide 5 - Quizvraag

Hoofdstuk 1 ronden we af.
  • Teken de opdrachten deze les zoveel mogelijk af. 
  • Kijk of er vragen onduidelijk zijn. 

Nieuw! Vanaf nu kun je ook werken op eindexamensite.nl. Maak voor deze deeltaak de opdrachten van 'consumptie'. 
timer
1:00

Slide 6 - Tekstslide

Doelen van deze les 
  • Je weet welke soorten uitgaven er zijn. 
  • Wat is budgetteren en waarom maakt iemand een begroting
  • Je weet wat we bedoelen met (maandelijks) reserveren
  • Je kunt rekenen met weken, maanden en jaren. 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe kunnen we uitgaven verdelen?
  • Vaste lasten zijn iedere periode hetzelfde
  • Huishoudelijke uitgaven ook wel dagelijkse uitgaven. Dit zijn uitgaven die je iedere dag kan doen. 
  • Incidentele uitgaven zijn uitgaven die je soms doet en waarvoor je moet sparen

Slide 8 - Tekstslide

Het kopen van een frikandel bij de snackbar valt onder...
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Dagelijkse uitgaven
D
Incidentele uitgaven

Slide 9 - Quizvraag

Het kopen van een auto valt onder...
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Dagelijkse uitgaven
D
Incidentele uitgaven

Slide 10 - Quizvraag

Budgetteren
Je inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen 
en dat is erg verstandig!


Slide 11 - Tekstslide

Is de verbouwing klaar? 

Slide 12 - Tekstslide

Begroting
Budgetteren doe je in een begroting, ook wel budgetplan

Overzicht maken van de inkomsten en uitgaven die je in een bepaalde periode verwacht. Deze periode is vaak een maand of jaar. De inkomsten en uitgaven zijn altijd in evenwicht. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat staat er in een begroting
A
Definitieve inkomsten
B
Definitieve uitgaven
C
Verwachting inkomsten
D
Verwachting uitgaven

Slide 14 - Quizvraag

Begroting overheid

Slide 15 - Tekstslide

Geld reserveren: Je legt geld apart om een bepaald product te vervangen. 
Je koopt een auto van 12.000 euro en verwacht er vier jaar in te gaan rijden. Een nieuwe auto is over vier jaar 12% duurder. De inruilwaarde van de auto is over vier jaar 7.500 euro (verwachting). Bereken de reservering per maand. 
Stap 1: bereken totale reservering. 
Stap 2: haal eventuele restwaarde van reservering af. 
Stap 3: bereken maandbedrag. 
Antwoord
12.000 x 1,12 = 13.440 euro 
(of 12.000 / 100 = 120. 120 x 112 = 13.440 euro of verhoudingstabel)

13.440 - 7.500 = 5.940 euro 

5.940 : 48 = 123,75 euro per maand

Slide 16 - Tekstslide

Rekenen met weken, maanden en jaren
Een jaar bestaat uit 12 maanden en 52 weken. 
Een maand bestaat niet exact uit 4 weken! 

Jaar > maand = jaarbedrag : 12 maanden 
Maand > jaar = maandbedrag x 12 maanden 
maand > week = maandbedrag x 12 maanden : 52 weken 
week > maand = weekbedrag x 52 weken : 12 maanden

Slide 17 - Tekstslide

Piet krijgt 12 euro zakgeld per maand. Hoeveel is dit per week?
A
3 euro
B
144 euro
C
2,77 euro
D
3,02 euro

Slide 18 - Quizvraag

De jaarbijdrage voor een sport abonnement is 120 euro. Hoeveel is dit per maand?
A
12 euro
B
10 euro
C
2,31 euro
D
12,31 euro

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Aan het werk 

De komende 10 minuten gaat iedereen aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu geen vragen stellen of overleggen. 

Begin met vraag 5, 6 en 11
deze gaan we zo klassikaal bespreken. 
Maken H2.1 opdrachten: 2 t/m 11.

timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Let op!
Je kunt bij vraag b de formule: (nieuw-oud):oud x 100 gebruiken. Je moet dan wel bij oud het bedrag van vraag a invullen, omdat je het hiermee vergelijkt. 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Keuzewerk


Je kunt aan de slag met de volgende keuzes: 
  • Teken vandaag bij mij af.
  • Huiswerk maken H2.1: 2 t/m 11 
  • Maken eindexamensite vragen categorie 'aftekenen deeltaak 1'
  • Maken eigen samenvatting + rekenopdrachten 
  • Eigen keuze: in overleg met Tobias 
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Afronding van deze les 
  • Je weet welke soorten uitgaven er zijn. 
  • Wat is budgetteren en waarom maakt iemand een begroting
  • Je weet wat we bedoelen met (maandelijks) reserveren
  • Je kunt rekenen met weken, maanden en jaren. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide