Week 6-9 mei - herhaling werkwoordspelling

Week 6-9 mei - herhaling werkwoordspelling
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Week 6-9 mei - herhaling werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Welkom hv1a!
Ga lekker zitten en pak: 
 - je schrift en pen
  - je leesboek 
  - je syllabus werkwoordspelling of laptop
 












maandag 30 september 2024
wdonderdag 8  mei 2025

Slide 2 - Tekstslide

Taalvoutjes
Eekhoorns met een mes..

  • Wat is het juiste werkwoord?
  • Noem je dit werkwoord een
    voltooid en onvoltooid deelwoord?
  • Ik geef iemand het woord.

Slide 3 - Tekstslide

Taalvoutjes
En deze?

Welk werkwoord is wel gepast? 
Is dit werkwoord een persoonsvorm?
Ik geef iemand het woord.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen.
Aan het einde van deze les:
  • kun je benoemen hoe je de  persoonsvorm vindt in een zin.
  • Kun je het verschil vertellen tussen de de persoonsvorm verleden tijd van zwakke en sterke werkwoorden. 

Planning van deze les:

  • Taalvoutje
  • s.o. werkwoordspelling bespreken
  • Herhaling theorie persoonsvorm
  • Werken aan oefeningen in syllabus werkwoordspelling - 10 minuten
  • Lezen in je leesboek - resterende tijd

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling werkwoordspelling
Werkwoordspelling, §7 t/m 12 van cursus 7

  •  persoonsvorm tegenwoordige tijd  (pvtt)
  • persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden 
  • persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden, 
  • voltooid en onvoltooid deelwoord - donderdag 8 mei
  • werkwoordsvormen en werkwoordstijden - maandag 12 mei

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling §7 Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
drie vormen:
  1. Enkelvoud-ik-vorm  ik loop/ loop ik/ loop je/jij?
    Maar: loopt je vader?
  2. Enkelvoud  - ik-vorm + t  jij /u loopt - hij/zij/het loopt, loopt hij? 
  3. Meervoud - hele werkwoord wij lopen - jullie lopen - zij lopen

Het schema werkwoordspelling vind je op blz. 290.
Gebruik het woord lopen als trucje als je twijfelt over de spelling.


Slide 7 - Tekstslide

Herhaling §8 Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
Er zijn sterke en zwakke werkwoorden. De meeste werkwoorden zijn zwak.

  • Bij zwakke werkwoorden verandert de pv in de verleden tijd niet van klank,
    maar krijgt te(n) of de(n) op het eind.
    (ik  werk -> ik werkte, zij halen -> zij haalden, het gebeurt -> het gebeurde)

  • Bij sterke werkwoorden verandert de pv in de verleden tijd wel van klank.
      (ik loop -> ik liep,  ik kies - > ik koos).

Slide 8 - Tekstslide

§8 Persoonsvorm verleden tijd (pvvt) van zwakke werkwoorden



Zo schrijf je de pv vt van zwakke werkwoorden:
  • Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te: ik beweerde, jij danste, hij berichtte.
  • Meervoud: ik-vorm tt + den of ten: wij beweerden, jullie dansten, zij berichtten.

Hoe bepaal je of er de(n) of te(n) achter de ik-vorm komt?

Slide 9 - Tekstslide

Aanpak als je twijfelt over -te(n) of -de(n): 
Gebruik als trucje 't sexy fokschaap, in dat woord zitten de medeklinkers 
 t, x, f, k, s, ch en p. 
  • Neem het hele werkwoord  en haal en van af:
    bijvoorbeeld bij floppen – -en -> flopp; plagen – -en -> plag.
  • Is de laatste letter een t, x, f, k, s, ch of p  Schrijf dan na de ik-vorm -te(n): flopte(n); lachte(n).
  • Is de laatste letter anders? Schrijf dan na de ik-vorm -de(n): plaagde(n); weefde(n).

Slide 10 - Tekstslide

Zelf aan de slag
WAT?         Werk alleen of in tweetallen aan de oefening 1,2,3, en 4 in de                                    syllabus werkwoordspelling of oefentoets §7, 
HOE?          Noteer de antwoorden in de syllabus.
                     Zachtjes overleggen met je buur
HULP         schema werkwoordspelling NN, blz.290.        
TIJD             10 minuten, daarna klassikaal bespreken. 
KLAAR?     Ga verder met de oefeningen in de syllabus
   



timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Lezen in je leesboek
Je leest 10 minuten in stilte.

Na afloop kun je een vraag krijgen over wat je gelezen hebt. 
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Evaluatie
  • Nu kun je benoemen hoe je de persoonsvorm vindt in een zin.
  • Nu kun je het verschil vertellen tussen de persoonsvorm verleden tijd van zwakke en sterke werkwoorden. 

Volgende les donderdag 8 mei:
  • Huiswerk: maak oefeningen 1  en 2 in de syllabus af of oefentoets§7  
  • We gaan verder met herhalen van werkwoordspelling en oefenen in de syllabus.
 

Slide 13 - Tekstslide

Welkom hv1a!
Ga lekker zitten en pak: 
 - je schrift en pen
  - je leesboek 
  - je syllabus werkwoordspelling of laptop
 












maandag 30 september 2024
donderdag 8  mei 2025

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen.
Aan het einde van deze les:
  • kun je de persoonsvorm van een werkwoord in de verleden tijd correct spellenzin.
  • kun je het verschil vertellen tussen een voltooid en onvoltooid deelwoord.
  • kun je het voltooid deelwoord correct spellen. 

Planning van deze les:

  • Lezen in je leesboek - 10 minuten
  • Werken aan oefeningen in syllabus werkwoordspelling - 10 minuten

Slide 15 - Tekstslide

Lezen in je leesboek
Je leest 10 minuten in stilte.

Na afloop kun je een vraag krijgen over wat je gelezen hebt. 
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Herhaling werkwoordspelling
Werkwoordspelling, §7 t/m 12 van cursus 7

  •  persoonsvorm tegenwoordige tijd  (pvtt)
  • persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden 
  • persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden, 
  • voltooid en onvoltooid deelwoord - donderdag 8 mei
  • werkwoordsvormen en werkwoordstijden - maandag 12 mei

Slide 17 - Tekstslide

Herhaling §7 Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
drie vormen:
  1. Enkelvoud-ik-vorm  ik loop/ loop ik/ loop je/jij?
    Maar: loopt je vader?
  2. Enkelvoud  - ik-vorm + t  jij /u loopt - hij/zij/het loopt, loopt hij? 
  3. Meervoud - hele werkwoord wij lopen - jullie lopen - zij lopen

Het schema werkwoordspelling vind je op blz. 290.
Gebruik het woord lopen als trucje als je twijfelt over de spelling.


Slide 18 - Tekstslide

Herhaling §8 Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
Er zijn sterke en zwakke werkwoorden. De meeste werkwoorden zijn zwak.

  • Bij zwakke werkwoorden verandert de pv in de verleden tijd niet van klank,
    maar krijgt te(n) of de(n) op het eind.
    (ik  werk -> ik werkte, zij halen -> zij haalden, het gebeurt -> het gebeurde)

  • Bij sterke werkwoorden verandert de pv in de verleden tijd wel van klank.
      (ik loop -> ik liep,  ik kies - > ik koos).

Slide 19 - Tekstslide

§8 Persoonsvorm verleden tijd (pvvt) van zwakke werkwoorden
Zo schrijf je de pv vt van zwakke werkwoorden:
  • Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te: ik beweerde, jij danste, hij berichtte.
  • Meervoud: ik-vorm tt + den of ten: wij beweerden, jullie dansten, zij berichtten.

Hoe bepaal je of er de(n) of te(n) achter de ik-vorm komt?

Slide 20 - Tekstslide

Herhaling §10 Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord (vd) geeft vaak aan dat een handeling is afgerond (= voltooid). Het voltooid deelwoord maakt meestal deel uit van het gezegde. Er staat dan altijd een vorm bij van hebben, zijn of worden

 - Logan heeft een taart gebakken voor zijn vriendin. 
– Afgelopen seizoen is Nova geselecteerd voor het eerste handbalteam.
 - De uitslag van het onderzoek werd meteen doorgegeven.

Slide 21 - Tekstslide

§10 Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op d of t. De juiste letter bepaal je net als bij de verleden tijd met ’t s(e)x(y)-f(o)ksch(aa)p. 

  1. Haal van het hele werkwoord -en af
  2. Is de laatste letter een medeklinker uit 't sexy fokschaap? 
       Ja! - schrijf dan het voltooid deelwoord met  -t.
      Nee! - schrijf dan het voltooid deelwoord met -d.


Slide 22 - Tekstslide

§10 Onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat een bepaalde handeling nog aan de gang is.

Juichend kwam de klas het lokaal binnen
Huilend zat de voetballer aan de kant van het veld.

Het onvoltooid deelwoord spel je als infinitief (hele werkwoord) + d.


Slide 23 - Tekstslide

Aanpak als je twijfelt over -te(n) of -de(n): 
Gebruik als trucje 't sexy fokschaap, in dat woord zitten de medeklinkers 
 t, x, f, k, s, ch en p. 
  • Neem het hele werkwoord  en haal en van af:
    bijvoorbeeld bij floppen – -en -> flopp; plagen – -en -> plag.
  • Is de laatste letter een t, x, f, k, s, ch of p  Schrijf dan na de ik-vorm -te(n): flopte(n); lachte(n).
  • Is de laatste letter anders? Schrijf dan na de ik-vorm -de(n): plaagde(n); weefde(n).

Slide 24 - Tekstslide

Zelf aan de slag
WAT?         Werk alleen of in tweetallen aan de oefening 3, 4, 5 en 6  in de                                    syllabus werkwoordspelling of oefentoets §8, §9 en §10
HOE?          Noteer de antwoorden in de syllabus of maak de oefentoets op je                         laptop bij cursus 7 spelling.
                     Zachtjes overleggen met je buur
HULP         schema werkwoordspelling NN, blz.290 of online bij Handig.        
TIJD            10 minuten, daarna zelf nakijken. 
KLAAR?     Ga verder met de oefeningen in de syllabus of oefentoets §11
   



timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Evaluatie
  • Nu kun je de persoonsvorm van een werkwoord in de verleden tijd correct spellenzin.
  • Nu kun je het verschil vertellen tussen een voltooid en onvoltooid deelwoord.
  • Nu kun je het voltooid deelwoord correct spellen. 

Volgende les maandag 12 mei:
  • Huiswerk: maak oefeningen 3,4, 5 en 6 in de syllabus of oefentoets §8, §9 en §10  
  • We gaan verder met herhalen van werkwoordspelling en oefenen in de syllabus.
 

Slide 26 - Tekstslide