dierproeven

Les
(proef)dieren in het onderwijs

n.a.v. 3V-Centrum Utrecht Life Sciences van de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht​




1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les
(proef)dieren in het onderwijs

n.a.v. 3V-Centrum Utrecht Life Sciences van de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht​




Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mag je op school een dierproef doen?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quizvraag

Op de middelbareschool mag je geen dierproeven doen maar niet alles wat je met dieren doet valt onder de noemer 'dierproef'. Dat ligt aan hoe het geformuleerd is in de Wet op Dierproeven (Wod)
Welke dieren vallen onder de Wet Op Dierproeven (Wod)?​
A
alle dieren
B
zoogdieren
C
gewervelden en inktvissen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Wet Op Dierproeven (Wod) staat de volgende definitie van een dierproef:​
“Elk al dan niet invasief gebruik van een dier voor experimentele of andere (…) of onderwijskundige doeleinden, die bij het dier evenveel of meer pijn, lijden of angst kan veroorzaken als, dan wel het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap.”

Kortom: er is kans op 'ongerief'

Slide 4 - Tekstslide

Bij scholen is iets een dierproef als het levende gewervelden of koppotigen betreft en er kans op ongerief is.
Een proef wordt alleen een dierproef genoemd als er kans is op ongerief voor het dier. Wat valt onder de noemer ongerief?
A
een muis observeren in zijn eigen kooi
B
een muis uit zijn kooi halen en op een andere plek dan zijn kooi observeren
C
een muis observeren voor en na het toedienen van aspirine

Slide 5 - Quizvraag

Onder ongerief vallen pijn, lijden, ongemak of blijvend letsel. Een paar voorbeelden van ongerief: individuele huisvesting van sociale dieren, afwijkende voeding of voedingsregimes, verandering van omgeving (stress). Een muis uit zijn kooi halen is een beetje een grijs gebied. Het zou ook ongerief kunnen zijn als de muis hierdoor stress ondervindt.
Welk van de onderstaande beweringen zijn waar?​

A
De Centrale Commissie Dierproeven (CCD) moet toestemming geven om een dierproef uit te mogen voeren​
B
Er moet een proefdierdeskundige toezicht houden op dierproeven​
C
De bedenker van een dierproef moet een artikel 9 bevoegdheid hebben​
D
Geen enkele middelbare school heeft een instantie voor Dierenwelzijn die toezicht houdt op dierproeven

Slide 6 - Quizvraag

https://elbd.sites.uu.nl/2017/04/21/update-dieren-en-dierproeven-in-het-onderwijs/
Om een dierproef uit te mogen voeren, moet je aan de onderstaande voorwaarden voldoen:
De instelling waar je de dierproef uit wil voeren, moet een vergunning hebben om dierproeven uit te mogen voeren.
Geen enkele basisschool of middelbare school heeft zo’n vergunning. Mbo, Hbo en universitaire instellingen kunnen wel een vergunning hebben
Degene die de dierproef bedenkt, moet een artikel 9 bevoegdheid hebben. Hier gaat het om artikel 9 uit de Wod. Dit artikel houdt o.a. in dat de bedenker van de dierproef een master in een relevante studierichting moet hebben afgerond. Bovendien moet diegene een cursus proefdierkunde afgerond hebben, waarvan een deel gericht moet zijn op de diersoort waar die persoon mee gaat werken
Er moet een Instantie voor Dierenwelzijn (IvD) toezicht houden op de dierproeven. Geen enkele middelbare school heeft een IvD
De dierverblijven moeten aan speciale eisen voldoen
De Centrale Commissie Dierproeven (CCD) moet een vergunning afgeven om de dierproef uit te mogen voeren. De CCD wordt geadviseerd door de dierexperimentencommissie (DEC). De CCD en de DEC maken een belangenafweging of het gebruik van proefdieren opweegt tegen het ongerief voor de dieren. Dierproeven in het onderwijs worden slechts toegestaan als het belangrijk is voor de opleiding en vooral voor de toekomstige baan van de studenten. Omdat het op basisscholen en middelbare scholen vooral gaat om algemene kennisoverdracht, worden dierproeven daar niet toegestaan. In de lerarenopleiding zouden milde dierproeven misschien toegestaan kunnen worden (dit is speculatief), omdat leraren in opleiding hun kennis uiteindelijk weer over moeten kunnen brengen op hun leerlingen

Belangrijk!​
Om dierproeven te mogen doen moet je een vergunning hebben.​

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doe een gok! Hoeveel dieren zijn er in 2021 in Nederland gebruikt voor proeven?

Slide 8 - Open vraag

423.291 dierproeven in 2021
Bron: 'zo doende' 2021 (NVWA)

https://www.nvwa.nl/documenten/dier/dierenwelzijn/zo-doende/publicaties/zo-doende-2020-jaaroverzicht-dierproeven-en-proefdieren​
Dierproeven in Nederland
423.291 dierproeven in 2021

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alleen dierproef als er geen alternatief is!


in de Europese Unie zijn in principe alle dierproeven verboden, alleen als het echt niet anders kan (Wet op dierproeven, 2019)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van proefdiergebruik
Sinds 1997 mogen proefdieren niet meer gebruikt worden om cosmetica te testen

Slide 11 - Tekstslide

https://ivd-utrecht.nl/nl/infocentrum/document/lesplan-dierproeven

Veel discussie over gebruik van proefdieren
Aan de basis liggen twee ethische waarden
  • We willen dierenleed zoveel mogelijk beperken
  • We willen dat mensen veilig medicijnen en voedsel kunnen gebruiken zonder onverwachte bijwerkingen

Wat zijn voor jou de belangrijkste argumenten?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervangen, verminderen, verfijnen:
de 3V’s 
Vervanging
Proeven met dieren zo veel mogelijk vervangen door proefdiervrije methoden. Bijvoorbeeld computersimulaties, organoïden en organen -op-chip

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermindering
Bij elke proef zo min mogelijk dieren gebruiken. Door tests ‘slim’ te ontwerpen (bijvoorbeeld met nieuwe rekenmethoden) kan er vaak met minder dieren worden volstaan.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verfijning
Het ongemak van dieren tijdens dierproeven verminderen. Dit kan door te zorgen voor goede huisvesting, voeding en behandeling van proefdieren.


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alternatieven voor dierproeven in de klas ?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Alternatieven in de klas
  • kunststof modellen​
  • films
  • computersimulaties
  • excursies, bijvoorbeeld de dierentuin

  

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mag je in de klas proeven doen op wormen?
A
Ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Ongewervelde dieren (m.u.v. de kopppotigen mogen worden gehouden zonder toestemming. Bij deze dieren gaat men ervan uit dat ze niet bewust pijn kunnen ervaren vanwege een laag ontwikkeld zenuwstelsel. Daarom mag je met deze dieren wel proeven doen, zonder toestemming
Welk van de onderstaande dieren mag je in de klas houden?​

A
kikkers, tenzij het inheemse dieren zijn
B
muizen
C
vissen
D
Geen van allen​

Slide 19 - Quizvraag

Levende gewervelde dieren mag je (zonder toestemming)
observeren, zolang het in hun kooi is en er geen sprake is van mogelijk ongerief. Inheemse kikkers mogen niet worden gehouden.
Gezondheids- en welzijnswet​
Dieren mogen in de klas mits:
  • in weekenden en vakanties moet het dier ook verzorgd worden
  • Het dier tegen drukte kan

Let op!
  •     Er kunnen kinderen allergisch zijn voor het dier​
  •     Hokken, voer en nestmateriaal zorgen voor extra stof in het lokaal​


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke soorten kikkerdril mag je in de klas hebben?
A
Geen, je mag geen kikkerdril in de klas houden​
B
Alle soorten kikkerdril​
C
Kikkerdril van de gewone pad en bruine of groene kikker​

Slide 21 - Quizvraag

Alleen voor educatieve doeleinden mag je eitjes (kikkerdril) van de groene kikker, bruine kikker en gewone pad in gevangenschap houden. Het is niet toegestaan om volwassen dieren te houden. Als de kikkertjes volledig ontwikkeld zijn moeten ze worden teruggezet op de plaats waar ze vandaan komen.

Welke dieren in Nederland zijn beschermd via wet Natuurbescherming?​

A
Alle soorten zoogdieren, m.u.v. de huismuis, bruine en zwarte rat​
B
Alle soorten vogels​
C
Alle amfibieën en reptielen​
D
Alle vissen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wet natuurbescherming
De wet natuurbescherming is van toepassing op dieren die in het wild leven. De volgende diersoorten zijn beschermd.  Ze mogen daarom niet uit het wild gevangen worden:​

  • Alle zoogdieren, m.u.v. de huismuis, bruine en zwarte rat​
  • Alle soorten vogels​
  • Alle amfibieën en reptielen – voor kikkerdril is een uitzondering!​
  • Alle vissen die niet onder de Visserijwet vallen​
  • Sommige vlinders en libellen
  • Bedreigde diersoorten​

    ​

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mag je dode dieren voor onderwijsdoeleinden gebruiken?​

A
Ja, mits ze niet voor onderwijsdoeleinden gedood zijn.​
B
nee

Slide 24 - Quizvraag

Dieren of delen van dieren die voor andere toepassingen zijn gedood, zoals bijvangst, overtollige dieren die in een laboratorium zijn gedood of organen uit het slachthuis mag je gebruiken zonder toestemming.
Mag je een snijpracticum doen met een koeienoog?
A
Ja, als het oog van een koe komt die niet ouder is dan 12 maanden
B
Nee
C
Ja, als het oog van een koe komt die ouder is dan 12 maanden

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik van dierlijke bijproducten
Bepaalde dierlijke bijproducten mogen niet gebruikt worden omdat deze gevaren kunnen opleveren voor de menselijke gezondheid. 

  • Er zijn drie categorieën van dierlijke bijproducten. 
  • Het gebruik van 'categorie 3 materiaal' t.b.v. educatieve doeleinden is toegestaan. Categorie 1 en 2 alleen na toestemming.

Advies: maak alleen gebruik van materiaal afkomstig van dieren die geschikt zouden kunnen zijn voor menselijke consumptie.

Slide 26 - Tekstslide

Wat is categorie 1-materiaal?
In het kort gaat het onder andere om dierlijke bijproducten die:
Een risico vormen door een overdraagbare encefalopathie (BSE/TSE), zoals gespecificeerd risicomateriaal.
Verboden stoffen bevatten, zoals groeihormonen.
Residuen bevatten van milieuverontreinigende stoffen, zoals dioxines en PCB’s.
Onder deze categorie vallen ook:
Dode gezelschapsdieren.
Wilde dieren waarvan wordt vermoed dat zij met op mens of dier overdraagbare ziekten zijn besmet.
Proefdieren.

Je hebt een hartenpracticum gedaan met kippenhartjes. Wat doe je met het slachtafval?
A
in afgesloten zak in de grijze container
B
laten afvoeren door Rendac
C
mee naar huis nemen en daar weggooien
D
terugbrengen naar de slager

Slide 27 - Quizvraag

Voor onderwijsinstelling geldt dat al het dierlijk materiaal afgevoerd moet worden. Dit kan worden aangeboden bij Rendac. In de tussentijd kun je het bewaren in een vriezer. Met de bon kun je aantonen dat het afval keurig is afgevoerd. Doe je dit niet dan wordt het gezien als economisch delict en beboet. Er geldt een omgekeerde bewijslast dus als je het terugbrengt naar de slager dan moet je hiervan wel bewijs hebben.
Menselijk materiaal
Mag niet!

Bloedprikken en gebruik van menselijk bloed mag niet.
  • Sanquin heeft wel een speciale practicumset 'bloed en afweer' (2 keer per jaar te leveren, vrij kostbaar)
  • Dierlijk bloed voor bepalen bloedgroepen levert in de praktijk allerlei problemen op (meestal mengsel van verschillende dieren)





Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3: flora en fauna op school
Wat voor dier zou jij in de klas willen hebben?
Wat voor flora en fauna is aanwezig op je werkplek?

Wat/hoe: Ga individueel aan de slag met opdracht 3
klaar? : lees artikel 'practicum wat leren ze ervan?'
en maak eerste deel opdracht 6.1 (te vinden onder practicumreeks). 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies