2H2 woensdag 2 november

Welkom!
Welkom 2H2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Welkom 2H2

Slide 1 - Tekstslide

Programma van de les 2H2
woensdag 2 november 2022

Programma:

  • Aftrap
  • Aanwezigheid
  • Terugblik vorige week
  • koppel- en hulpwerkwoorden
  • Afsluiting
Doel van de les:
Ik herken koppel- en hulpwerkwoorden.




Slide 2 - Tekstslide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 3 - Tekstslide

Afspraken
  1. Lesboek, schrift en leesboek altijd mee
  2. Stilte tijdens instructie en vragen
  3. Rustige leeromgeving
  4. Afspraak niet nakomen = sanctie

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik vorige week
  • Inleveren boekenmissie
  • Naamwoordelijk gezegde
  • Wat is Zwabbels?

Slide 5 - Tekstslide

werkwoordelijk gezegde <-> naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen. 
Zinnen waarin iemand iets doet. = Ik geef les.
Zinnen waarin iemand iets is. = ik ben docent.

Slide 6 - Tekstslide

WG                                 NG
- DOE-zin
- Actie/handeling
- het OW DOET iets
- alleen maar werkwoorden 
- er kan een LV in staan 
- ZIJN-zin
- een vorm van zijn (KWW)
- Het OW IS iets
- bestaat uit werkwoorden 
   én naamwoorden (ZN of BN
   --> eigenschap/kenmerk
         van het OW) 
- bevat nooit een LV

Slide 7 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
De leerling / is boos geworden. 
ow: de leerling
ng: is [boos] geworden

Het naamwoordelijk gezegde koppelt een eigenschap aan het onderwerp.
die eigenschap is het naamwoordelijk deel van het gezegde. 

Slide 8 - Tekstslide

Ontleden in de vaste volgorde
  • Zoek de PV
  • OW
  • WG of NG
  • LV 
  • MV
  • BWB

Slide 9 - Tekstslide

koppelwerkwoorden (1/2)
Koppelwerkwoorden:
ZWABBELS
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
(heten, dunken, voorkomen)

Als je deze uit je hoofd leert, kan het makkelijker worden om het naamwoordelijk gezegde te herkennen.

Slide 10 - Tekstslide

koppelwerkwoorden (2/2)
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Bij zinnen met een naamwoordelijk gezegde kun je de koppelwerkwoorden met elkaar verruilen. 
Ik ben docent. 
Ik word docent. 
Ik blijf docent. 
Ik blijk docent. 
Ik lijk docent. 
etc..


Slide 11 - Tekstslide

Koppel- en hulpwerkwoorden
Hoofdstuk 2 
Bladzijde  60 en 61

Slide 12 - Tekstslide

Er bestaan twee soorten zinnen:

1. Het onderwerp doet iets of deed iets;
2. Het onderwerp is iets.

In zin 1 zit een werkwoordelijk gezegde
In zin 2 zit een naamwoordelijk gezegde. 
Actief of 'staat van zijn'
Het is of/of, niet en/en

Slide 13 - Tekstslide

Je kunt aangeven of een werkwoord een koppel- of hulpwerkwoord of een zelfstandig werkwoord is. 

Werkwoord - Werkwoorden zijn woorden die aangeven welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat. Werkwoorden geven aan in welke tijd de zin staat: de verleden, tegenwoordige of toekomende tijd. Het werkwoord past zich altijd aan aan het onderwerp van de zin
Wat voor soort werkwoord?

Slide 14 - Tekstslide

Je kunt aangeven of een werkwoord een koppel- of hulpwerkwoord of een zelfstandig werkwoord is. 

Zelfstandig werkwoord (ZWW)- geeft aan wat het onderwerp doet (gooien, lopen, vangen, schrijven, denken) - kan alleen in de zin staan.  Hoort in werkwoordelijk gezegde
Hulpwerkwoord(HWW) - kan niet alleen in de zin staan, helpen ZWW of KWW altijd.  Hoort in alle gezegdes
Koppelwerkwoord  (KWW)- koppelt het onderwerp aan hetgeen wat erover gezegd wordt - Hoort in naamwoordelijk gezegde
Wat voor soort werkwoord?
onmogelijk
Het KWW en ZWW kunnen nooit samen in een (enkelvoudige) zin staan

Slide 15 - Tekstslide

Koppelwerkwoord  (KWW)- koppelt het onderwerp aan hetgeen wat erover gezegd wordt - Hoort in naamwoordelijk gezegde

Zijn, worden, blijken, lijken, schijnen, blijven. 

De bal is rond.                     

De jongen wordt dokter.
Wat voor soort werkwoord?

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord (ZWW)- geeft aan wat het onderwerp doet (gooien, lopen, vangen, schrijven, denken) - kan alleen in de zin staan. Hoort in werkwoordelijk gezegde

De jongens zouden naar school fietsen

Maar ze zijn van hun fiets gevallen

Ze hebben daardoor verder moeten lopen 
Wat voor soort werkwoord?

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord (ZWW)

De jongens zouden naar school fietsen
Maar ze zijn van hun fiets gevallen
Ze hebben daardoor verder moeten lopen 

Welke regel kun je uit deze voorbeelden leren?

Wat voor soort werkwoord?

Slide 18 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord (ZWW)

De jongens zouden naar school fietsen
Maar ze zijn van hun fiets gevallen
Ze hebben daardoor verder moeten lopen 

Welke regel kun je uit deze voorbeelden leren?

Wat voor soort werkwoord?
Zelfstandig werkwoord is laatste ww in de zin!

Slide 19 - Tekstslide

Waarom heet een koppelwerkwoord een koppelwerkwoord?

Slide 20 - Open vraag

Wat is het NG? [vergeet haken niet]
Die jonge docente was mentor van 2B

Slide 21 - Open vraag

Wat is het NG? [vergeet haken niet]
Ook in Nederland wordt een warme
zomer heel gewoon

Slide 22 - Open vraag

Wat is het NG? [vergeet haken niet]
Pas gisteren bleek zijn bekentenis
hartstikke vals

Slide 23 - Open vraag

Benoem HWW, ZWW, KWW
Theo Maassen heeft een tijdje geleden een trofee gestolen

Slide 24 - Open vraag

Benoem HWW, ZWW, KWW
Dit voorjaar gooide hij iemands camera stuk

Slide 25 - Open vraag

Benoem HWW, ZWW, KWW
Theo heeft een kort lontje.

Slide 26 - Open vraag

Benoem HWW, ZWW, KWW
Maar in het theater laat hij ons allemaal lachen.

Slide 27 - Open vraag

Maken opdracht 1 en 2 bladzijde 60

Klaar?
Verder met de opdrachten op bladzijde 61

Slide 28 - Tekstslide

Afronding
  • Soorten werkwoorden
  • Huiswerk
  • Volgende keer: voorbereiding op toets

Slide 29 - Tekstslide

Einde les

Slide 30 - Tekstslide