paragraaf 3.6 Confessionelen en feministen

Burgers en stoommachines

paragraaf 3.4 Politieke stromingen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Burgers en stoommachines

paragraaf 3.4 Politieke stromingen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 
  • Bespreken paragraaf 3.2
  • Leerdoel paragraaf 3.4 
  • Liberalen.
  • Confessionelen.
  • Schoolstrijd
  • Socialisten.
  • Feminisme.
  • Stemrecht
  • Opdracht. 
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken paragraaf 3.2
alle opdrachten. 
timer
7:00

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze paragraaf kunnen jullie de verschillende politieke stromingen en hun kenmerken benoemen. 

Slide 4 - Tekstslide

"De koning heeft alle macht"
Welk begrip hoort hierbij?
A
abolutionisme
B
nationalisme
C
feminisme
D
absolutisme

Slide 5 - Quizvraag

Wie hebben er kiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet het als er maar een beperkte groep mag stemmen?

Slide 7 - Open vraag

Onschendbaarheid betekent:
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Koning is niet verantwoordelijk voor politiek
C
Koning mag niets zeggen
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning

Slide 8 - Quizvraag

Land met volksvertegenwoordiging is:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie

Slide 9 - Quizvraag

Wie heeft de wetgevende macht?
A
Parlement
B
Regering
C
Rechters

Slide 10 - Quizvraag

Wat gebeurde er in 1815?
A
Congres van Wenen
B
Het Koninkrijk der Nederlanden ontstond
C
Napoleon werd verslagen
D
De Franse Revolutie begint

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een constitutionele monarchie?
A
Koninkrijk met een grondwet
B
Koninkrijk zonder grondwet
C
Land met een grondwet maar geen koning
D
Koninkrijk met een absolute koning

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het eerste wat er bij je opkomt als je denkt aan het woord 'politiek'?

Slide 13 - Woordweb

Wat gaan jullie doen?
  • Groepjes maken van 5
  • Jullie krijgen allemaal een artikel van mij
  • Wat heeft het artikel te maken met de politieke stroming?
  • Daarna ga je opzoek wat jou politieke stroming betekent
  • Namen, gebeurtenissen, standpunten
  • Als je klaar bent, laat je mij dat weten!

Slide 14 - Tekstslide

Welke drie politieke stromingen waren er in de 19e eeuw?

Slide 15 - Woordweb

Politieke stromingen
  • Liberalen
  • Confessionelen (Protestanten & Katholieken)
  • Socialisten (Sociaal Democraten & Communisten).

Slide 16 - Tekstslide

Liberalen
  • Rijke burgers, eerste politici
  • Thorbecke (blz. 53)
  • Politieke partij: Liberale Unie.
  • Overheid moet zich zo min mogelijk met het land bemoeien, alleen zorgen voor veiligheid. Zeker niet met de economie.
  • Nachtwakerstaat. 

Slide 17 - Tekstslide

Confessionelen
  • Twee stromingen: Katholieken en protestanten.
  • Beleid moet zijn volgens christelijke leer.
  • Beiden willen dat overheid ook bijzondere scholen (christelijke scholen) betaald.
  • Beiden zijn tegen socialisten en revolutie.

Slide 18 - Tekstslide

Sociaal-Democraten
  • SDAP
  • Pieter Jelles Troelstra
  • Opkomen voor fabrieksarbeiders.
  • Gelijkheid
  • Door middel van parlement verbeteringen voor arbeiders. 
  • Sociale wetten en kiesrecht.

Slide 19 - Tekstslide


De schoolstrijd
  • Het openbare onderwijs werd betaald door de overheid en was neutraal.
  • Protestanten en katholieken richtten hun eigen scholen op. Dit is het bijzonder onderwijs.
  • De confessionelen streden voor gelijke rechten (emacipatie):
  1. De overheid moest ook bijzondere scholen financieren (schoolstrijd).
  2. Bij het maken van wetten moet meer rekening gehouden worden met geloof.
  • In 1917 werden alle scholen gelijk gesteld.  





Slide 20 - Tekstslide

De patroon: Ik lees daar in de krant dat jullie zoveel jute-vezels in de longen krijgt. Dat moet uit zijn. Denk jullie dat de jute mij op den rug groeit?
Oefening: 

Wie van deze mensen is liberaal? Waar kun je dat aan zien?

Noem ten minste 1 beeldkenmerk!

Slide 21 - Tekstslide

Welke politieke partij heeft de meeste idealen van de liberalen overgenomen?
A
SGP
B
CDA
C
VVD
D
SP

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Bij welke politieke stroming hoort deze persoon?
A
Liberalen
B
Rooms-Katholieken
C
Protestanten
D
Socialisten/Sociaal-Democraten

Slide 26 - Quizvraag

De confessionelen en liberalen waren verwikkeld in de schoolstrijd. Deze ruzie ging over:
A
Het aantal uren godsdienstles in de week.
B
De vraag of er wel of geen les in liberale ideeën gegeven mocht worden op school.
C
De vraag of het christelijk onderwijs ook door de regering gefinancierd moest worden.
D
De wens van de liberalen om de christelijke scholen te sluiten.

Slide 27 - Quizvraag

Confessionele partijen willen:
A
Samenwerken met de socialisten
B
De rijkdom eerlijk willen verdelen
C
Dat het geloof geen invloed heeft op de politiek
D
Emancipatie van katholieken en protestanten

Slide 28 - Quizvraag

Politieke partijen die in hun programma uitgaan van het geloof.
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen

Slide 29 - Quizvraag

De schoolstrijd staat voor...
A
De strijd tussen ouders en leerkrachten over goed onderwijs.
B
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren over goed onderwijs.
C
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren over de betaling van de schoolkosten.
D
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren om een eigen school te kunnen starten.

Slide 30 - Quizvraag

Confessionele partijen willen:
A
Samenwerken met de socialisten
B
De rijkdom eerlijk willen verdelen
C
Dat het geloof geen invloed heeft op de politiek
D
Emancipatie van katholieken en protestanten

Slide 31 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Geen van alle

Slide 32 - Quizvraag

2. politieke stroming die opkomt voor vrijheid van burgers door zo weinig mogelijk regels te maken
A
socialisten
B
communisten
C
confessionelen
D
liberalen

Slide 33 - Quizvraag

Welk strijdpunt past niet bij de Eerste Feministische Golf?
A
Stemrecht
B
Toegang tot Universiteit
C
Abortus
D
Eerlijker onderwijs

Slide 34 - Quizvraag

Welke veranderingen ontstonden er door de Pacificatie van 1917?
A
kiesrecht mannen en vrouwen, einde schoolstrijd en nieuw kiesstelsel
B
kiesrecht mannen, nieuwe koning en nieuw kiesstelsel
C
kiesrecht mannen, einde schoolstrijd en nieuw kiesstelsel
D
kiesrecht mannen en vrouwen, einde schoolstrijd en nieuw parlement

Slide 35 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Confessionalisme
D
Geen van alle

Slide 36 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Confessionalisme
B
Liberalisme
C
Socialisme
D
Geen van alle

Slide 37 - Quizvraag

Begrippen uit deze les

Liberalen.
Confessionelen.
Protestanten.
Katholieken.
Socialisme
Communisme
Feministme
productiemiddelen.
conservatieven. 


Slide 38 - Tekstslide

Jaartallen uit deze les
  • 1894 Sociaaldemocratische Arbeidspartij (SDAP)
  • 1917 algemeen kiesrecht mannen.
  • 1917 Schoolstrijd afgelopen.
  • 1919 Algemeen kiesrecht vrouwen. 

Slide 39 - Tekstslide

Personen uit deze les

  • Johan Rudolph Thorbecke
  • Abraham Kuyper (Protestant)
  • Herman Schaepman (katholiek)
  • Karl Marx (Communist)
  • Troelstra (Socialistisch)
  • Aletta Jacobs (Feminisme

Slide 40 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 41 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 42 - Open vraag

Huiswerk
Maken van paragraaf 3.4 alle opdrachten.
maken oefentoets 3.4 op je device (75% goed!)

Slide 43 - Tekstslide