Chromatografie- papierchromatografie

Chromatografie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Chromatografie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat denk jij dat chromatografie betekend?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is chromatografie?
Chromatografie is een bekende scheidingsmethode om mengsels te scheiden of om bepaalde stoffen in het mengsel aan te tonen. Er zijn verschillende vormen van chromatografie. Elke vorm is gebaseerd op het principe van een mobiele en een stationaire fase.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

welke soorten chromatografie zijn er?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Papierchromatografie

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Papierchromatografie
Met papierchromatografie kun je bijvoorbeeld bepalen welke stoffen er in een mengsel zitten. Bij papierchromatografie wordt het papier met de onderkant in een loopvloeistof (water of methanol) gedoopt en na enige tijd trekt de loopvloeistof in het papier. De loopvloeistof gaat dan omhoog lopen. Deze loopvloeistof bevindt zich in de mobiele fase van het traject. De ene stof lost beter op in het oplosmiddel dan de andere stof. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe beter de stoffen in de loopvloeistof oplossen, hoe verder het wordt meegenomen op het papier.
waar
niet waar

Slide 9 - Poll

dit komt door het verschil in oplosbaarheid.
Stationaire fase
Hoe beter de stoffen in de loopvloeistof oplossen, hoe verder het wordt meegenomen. Deze stoffen zullen een grotere afstand leggen op het papier. Nu is er nog een fase aanwezig die de afgelegde afstand beïnvloedt, namelijk de stationaire fase.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk cijfer geeft de stationaire fase aan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stationaire fase
Bij papierchromatografie bevindt het papier zich in de stationaire fase. Hoe beter de stoffen aan het papier hechten (hogere affiniteit), hoe minder ver het uiteindelijk wordt meegenomen door de loopvloeistof.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Retardatiefactor-waarde
Op de afbeelding is te zien dat de stoffen verschillende afstanden afleggen ten opzichte van de startlijn. Deze afstand wordt gedeeld door de afstand die de loopvloeistof uiteindelijk aflegt en dit noemt men de loopafstand of Rf-waarde. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chromatogram 
Deze aanhechting remt de stoffen dus als het ware af. Papierchromatografie scheidt dus stoffen op basis van twee stofeigenschappen: de oplosbaarheid in de loopvloeistof (mobiele fase) en het aanhechtingsvermogen aan het oppervlak (stationaire fase). Het uiteindelijke resultaat noemt men een chromatogram.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rf-waarde formule
Rf = afgelegde weg van bepaalde stof / afgelegde weg van de loopvloeistof (het vloeistoffront/elutiefront)

Omdat de Rf-waarde per stof verschillend is, kun je de verschillende stoffen in het mengsel onderscheiden.
Over het algemeen is de regel: hoe beter een stof oplost in de loopvloeistof, hoe verder deze omhoog loopt met het vloeistoffront.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Men meet als afstand tussen de opbrengplaats en het vloeistoffront/elutiefront een afstand van 5,20 cm.
De afstand van de opbrengplaats tot de vlek bedraagt 2,66 cm.
- Bereken de retardatiefactor.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Men meet als afstand tussen de opbrengplaats en het vloeistoffront een afstand van 7,46 cm.
De afstand van de opbrengplaats tot de vlek bedraagt 312 mm.
- Bereken de retardatiefactor.
A
0,0239
B
4,18
C
2,39
D
0,418

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

juist of onjuist?
a)de Rf-waarde is altijd kleiner dan 1
b) als de Rf-waarde dichtbij 0 is, dan heeft een component veel vertraging (retentie)

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies