Wk 13: Leesvaardigheid

Leesvaardigheid
1 / 8
volgende
Slide 1: Tekstslide
GroenVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 8 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
In deze les leer je:

- wat je kan helpen bij het lezen van een Engelse tekst. 
- dat je niet alle woorden van de tekst hoeft te begrijpen om de tekst te kunnen snappen.
- hoe je woorden op kunt zoeken die je niet begrijpt. 

Slide 2 - Tekstslide

Stappenplan
  1. Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  2. Wat weet je al van het onderwerp?
  3. Lees globaal de tekst door. (skimming)
  4. Lees de vraag. 
  5. Lees de tekst (of een deel daarvan) intensief.
  6. Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
  7. Beantwoord de vraag.

Slide 3 - Tekstslide

Meerkeuze vragen
  1. Lees de vraag, maar nog niet de antwoorden.
  2. Lees de bijbehorende alinea en let op signaalwoorden (linking words), zoals but, however, and, moreover, so, furthermore etc.
  3. Wat is je eigen antwoord? 
  4. Kies het antwoord dat het dichtst bij je eigen antwoord ligt. 
  5. Komt het (onderstreepte) tekstgedeelte overeen met je antwoord? 
  6. Als je het antwoord niet weet. Streep foute antwoorden weg. Laat nooit een vraag open.

Slide 4 - Tekstslide

Open vragen
  1. Lees de vraag en daarna de bijbehorende alinea. 
  2. Onderstreep het gedeelte in de tekst waar het antwoord staat.
  3. Let op signaalwoorden.
  4. Formuleer duidelijk, kort en bondig, maar wel in hele zinnen.
  5. Beantwoord de vraag altijd in het Nederlands, behalve bij: citeer.

Slide 5 - Tekstslide

Gatenteksten
  1. Let op de eerste en laatste zin van de alinea waar het 'gat' zit.
  2. Bekijk het stukje voor en na de gaten goed. (Is het bijvoorbeeld een opsomming, tegenstelling, gevolg? 
  3. Zoek de woorden in de antwoordmogelijkheden op in een woordenboek, indien nodig.
  4. Lees het stuk opnieuw. Klopt je antwoord in de tekst.

Slide 6 - Tekstslide

Waar/ niet waar vragen
  1. Het zijn meestal 4 stellingen, doe ze één voor één. 
  2. Lees echt wat er in de tekst staat, niet wat jezelf denkt.
  3. Onderstreep het deel (van de zin) waar het antwoord staat.
  4. Controleer of het onderstreepte tekstgedeelte overeenkomt met alle elementen in het antwoord.

Slide 7 - Tekstslide

Woordenboek

  1. Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden. (context)

  2. Bekijk of het woord op een ander woord lijkt.
  3. Zoek het basiswoord. (slow ipv slowly, extend ipv extended)
  4. Let op :Er staan vaak meerdere betekenissen in een woordenboek. 

Slide 8 - Tekstslide