M3A grammar theme4 les3

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

The 30th of March

Slide 2 - Tekstslide

Planning for today
  • Grammar recap
  • Vocabulary

Slide 3 - Tekstslide

Take your iPad

Slide 4 - Tekstslide

Relative clauses (betrekkelijke bijzinnen)

Slide 5 - Tekstslide

Relative clauses (betrekkelijke bijzinnen)
*To give extra information
Sam, who lives next door, is my best friend.  (Bij personen)
The instructor, about whom you told me, is really nice. ( Voorzetsel ervoor)
The girls, whose passion is dancing, went to the club. (Bezit)
Dancing is a hobby which I can't get enough of. (Bij dieren en dingen)
I bought a bicicle that the shop had on sale. (Bij personen, dieren en dingen)

* That is informeler dan who en which
*Nooit that gebruiken in een zin met een komma (,).

Slide 6 - Tekstslide

_____ jacket is this?
A
who
B
whose
C
which
D
that

Slide 7 - Quizvraag

The police officer _____ arrested the thief got a medal as a reward.
A
who
B
whom
C
which
D
that

Slide 8 - Quizvraag

These guys, ____ I saw across the street yesterday, are brothers.
A
who
B
whom
C
which
D
that

Slide 9 - Quizvraag

The wallet ____ I bought was stolen
A
who
B
whom
C
which
D
whose

Slide 10 - Quizvraag

I lost the map ____ she gave me.
A
who
B
whom
C
which
D
that

Slide 11 - Quizvraag

My mother, … (who/whose/which/that) car was destroyed, bought a new one today.

Slide 12 - Open vraag

The girl ____ you saw is my best-friend
(who/whose/which/that)

Slide 13 - Open vraag

The house ____ I rented was white.
(who/whose/which/that)

Slide 14 - Open vraag

Present simple vs Present continuous

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Vocabulary
Vocabulary 
Present simple

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

Slide 23 - Link

Stones

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Grammar Recap
Relative clauses (betrekkelijke bijzinnen)

Slide 28 - Tekstslide

Who
Which
that
whom
whose
formeel, voorzetsels ervoor
personen, dieren en dingen
bezit
dieren & dingen
personen

Slide 29 - Sleepvraag

I bought a bicicle, that the shop had on sale.
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide