6.4 Op het werk

Wat leer je deze les?
Aan het eind van deze les kun je antwoord geven op de volgende vragen:
1. Wat is er gewoon op het werk?
2. Welke problemen kun je hebben op het werk?
3. Wat betekent discriminatie?
Mag dat in Nederland?
4. Wat is een vertrouwenspersoon?

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
knmVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat leer je deze les?
Aan het eind van deze les kun je antwoord geven op de volgende vragen:
1. Wat is er gewoon op het werk?
2. Welke problemen kun je hebben op het werk?
3. Wat betekent discriminatie?
Mag dat in Nederland?
4. Wat is een vertrouwenspersoon?

Slide 1 - Tekstslide

6.4 Op het werk
luister hier

Slide 2 - Tekstslide

Wat is nog meer gewoon?
luister hier

Slide 3 - Tekstslide

De woorden van 6.4
(met voorbeeldzin)
 initiatief nemen                                                 zelf ergens mee beginnen 
Lara neemt graag initiatief. Ze heeft al veel personeelsfeesten
georganiseerd.



de leidinggevende                                           de baas van een bedrijf of een team
We hebben een goede leidinggevende. Hij kan goed organiseren en
luisteren.



Slide 4 - Tekstslide

Patty werkt bij de supermarkt.
Ze zit achter de kassa.
Er zijn geen klanten.
Wat kan Patty het beste doen?
A
Ze vraagt of ze haar collega kan helpen.
B
Ze lees de krant.
C
Ze gaat naar huis.

Slide 5 - Quizvraag

Driss werkt sinds een week in een fabriek.
Hij moet een apparaat gebruiken dat hij niet kent.
Driss weet niet hoe dit moet.
Wat kan hij het beste doen?
A
Hij probeert het gewoon en zegt niets.
B
Hij gaat iets anders doen.
C
Hij vraagt zijn collega om hulp.

Slide 6 - Quizvraag

Ebi is schoonmaker. Hij moet veel kamers schoonmaken.
Hij is erg druk. Zijn collega Sara vraagt of Ebi haar wil helpen.
Ebi heeft hier geen tijd voor.
Wat kan hij het beste zeggen?
A
Sorry, ik kan nu niet helpen. Ik ben heel druk.
B
Kan je dat niet zelf doen?
C
Natuurlijk help ik je!

Slide 7 - Quizvraag

problemen op je werk
luister hier

Slide 8 - Tekstslide

voorbeelden van problemen op je werk
luister hier

Slide 9 - Tekstslide

discriminatie
luister hier

Slide 10 - Tekstslide

praat met iemand
luister hier

Slide 11 - Tekstslide

De woorden van 6.4
(met voorbeeldzin)
de vertrouwenspersoon               iemand met wie je problemen kunt bespreken. De vertrouwenspersoon houdt het geheim. Mijn collega's pesten mij. Ik ga praten met de vertrouwenspersoon.  


de discriminatie; (gediscrimineerd worden)             anders tegen iemand doen,                                                                               omdat hij/zij bijvoorbeeld een ander                                                                              geloof of een andere huiskleur heeft.
Philip mag geen cursus doen van zijn baas. Zijn baas vindt hem te
oud. Dat is discriminatie.




Slide 12 - Tekstslide

Wanneer ga je naar een vertrouwenspersoon op het werk?
A
Als je geen baan kunt vinden.
B
Als je met iemand wilt praten over een probleem.
C
Als je een sollicitatiegesprek hebt.

Slide 13 - Quizvraag

Wilfred moet tot 17.00 uur werken.
Hij kan vaak pas om 18.00 uur naar huis, omdat hij zo veel werk heeft.
vraagt of iemand een aantal taken van hem kan doen.Wat kan Wilfred het beste doen?
A
Hij praat met zijn leidinggevende. Hij vraagt of iemand een aantal taken van hem kan doen.
B
Hij zegt tegen een vertrouwenspersoon dat hij niet meer wil werken.
C
Hij stopt om 17.00 uur en gaat naar huis.

Slide 14 - Quizvraag

Omar werkt bij een bouwbedrijf.
Hij heeft geen helm en geen handschoenen.
Hij ziet dat medewerkers van andere bedrijven dat wel hebben.
Wat kan Omar het beste doen?
A
Hij vraagt aan de andere bedrijven of hij een helm en handschoenen kan lenen.
B
Hij vraagt zijn baas om een helm en handschoenen.
C
Hij gaat naar de vertrouwenspersoon en zegt dat hij gediscrimineerd wordt.

Slide 15 - Quizvraag