geschiedenis vmbo gl/tl examentraining

Geschiedenis vmbo examentraining
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Geschiedenis vmbo examentraining

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie ben ik?
Jullie verwachtingen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma voor vandaag
  • De stof van SE1 bespreken
  •  Democratisering van Nederland 9:00-11:00
  •  Het conflict tussen Israël en de Arabische wereld 11:00-12:30
  •  Elk uur zullen we even kort 5-10 minuutjes pauzeren

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koning en Parlement 
- Je weet hoe Nederland voor 1848 werd bestuurd
- Je hebt kennis over de Grondwet van 1848
- Je kent de klassieke grondrechten
- Je weet welke grondrechten nog steeds van kracht zijn

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koning en parlement
Voor 1848:
- Macht in handen van rijke families
- Regenten en stadhouders
- 1813 Nederland werd een constitutionele monarchie

Slide 5 - Tekstslide

- Welke 2 grondwetswijzigingen horen ij het jaartal 1848?
Koning en parlement
Constitutionele monarchie=
De koning benoemde leden van de Tweede kamer
De provinciale Staten benoemde leden van de Eerste kamer
De koning was leider en de ministers legden verantwoording aan de koning af
De Koning mocht ministers ontslaan

Slide 6 - Tekstslide

- Welke 2 grondwetswijzigingen horen ij het jaartal 1848?
Oorzaken:
  • Onvrede over macht van de koning
  • Spanning in Europa

Gevolg         Nieuwe grondwet in 1848, geschreven door o.a. Thorbecke
Koning en parlement

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De grondwet van 1848
 belangrijke politieke veranderingen:
  • De koning werd onschendbaar --> ministers verantwoordelijk voor wat de koning deed/zei
  • De koning bleef staatshoofd
  • Ministers hebben: ministeriële verantwoordelijkheid --> ze moeten aan het parlement uitleggen hoe en waarom ze dingen doen.
  • Censuskiesrecht: rijke mannen die genoeg belasting betalen mochten stemmen (11%)
Koning en parlement

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het parlement had veel macht gekregen door de grondwet van 1848. Willem III kon dat moeilijk accepteren. Hij was in 1849 zijn vader opgevolgd. 

Koning en parlement

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijkste grondrechten
  •  Sociale grondrechten
  •  Klassieke grondrechten: recht op vrijheid van godsdienst, vrijheid van de drukpers, vrijheid van meningsuiting

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politieke stromingen
Conservatisme
-Liberalisme
Confessionalisme
Socialisme 
Feminisme 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 verschillende politieke stromingen:
Politieke stromingen
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. 
Willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders
Vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen
met wetten en regels
Sociaaldemocraten: op democratische wijze voor verandering zorgen. 
Confessionalisme
Geloof
Gelovigen.
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken
Protestanten worden ook wel kleine luyden genoemd

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conservatisme

- Tegen revolutie;
- beroep op traditie;
- Weinig (tot geen) verandering;
- Vaak vóór een koningschap;

Conservatisme was de dominante politieke stroming van 1815-1848.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feminisme 
Feminisme is een stroming die streeft naar gelijke (machts)verhoudingen tussen mannen en vrouwen, op  economisch, politiek en sociaal vlak. 

Dit streven wordt ook wel de emancipatie van de vrouw genoemd. 





Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke begrippen:
Sociale kwestie= sociale problemen die zich voordeden in steden tijdens de industriële revolutie
Schoolstrijd= de strijd tussen liberalen en de confessionelen over het subsidiëren van het bijzonder onderwijs (school waar godsdienst centraal staat)
Censuskiesrecht= stemrecht was er alleen voor mannen die een bepaalde hoeveelheid belasting betaalde. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland als parlementaire democratie

drie onderdelen:
1. Constitutionele monarchie
2. Nederland is een rechtsstaat
3. Nederland is een parlementaire democratie

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 staatsvormen
  1.  Monarchie
  2. Republiek
  3.  Dictatuur

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Wetgevende macht  
    - 1e en 2e kamer
    - Provinciale Staten
    - Gemeenteraad 
  • Uitvoerende macht
    - Ministers (regering)
  • Rechterlijke macht 
    - Rechters 



Nederland als parlementaire democratie

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invloed uitoefenen op bestuur:
  • Directe verkiezingen
    - gemeenteraad
    - Provinciale Staten
    - Tweede Kamer
  • Indirecte verkiezingen
    - Eerste Kamer
  • Referendum
    - stemmen over een wet of maatregel
    - uitslag is een advies voor de minister
Nederland als parlementaire democratie

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke rechten binnen het parlement
Recht van amendement 
Recht van initiatief 
Recht van budget
Recht van Enquete

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke begrippen
parlement = De Eerste en Tweede Kamer
regering = De koning(in) en de ministers.
kabinet = De ministers en de staatssecretarissen.
Provinciale Staten = De volksvertegenwoordiging per provincie
coalitie =De meerderheid in de Tweede Kamer, zij vormen de regering.
oppositie =De overige partijen in de Tweede Kamer die geen onderdeel zijn van de regering.






Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met de stof 
- Examenopgaven over de democratisering van Nederland

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het conflict tussen Israël en de Arabische wereld
Je moet begrijpen hoe de Joodse gemeenschap is ontstaan en waarom ze uit het Midden-Oosten zijn verdreven.
Je moet weten hoe de staat Israel tot stand is gekomen.
Je moet begrijpen welke gevolgen het ontstaan van de staat Israël heeft gehad voor het Midden-Oosten.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Joodse gemeenschap 
Romeinse tijd - Joden vluchtten
Diaspora= verspreiding van Jodendom over de hele wereld
Antisemitisme= discriminatie van Joden
Pogroms= gewelddadige aanvallen op joden
20e eeuw Palestijnen en Joden wonen in het Midden-Oosten
Zionisme= streven naar een Joodse onafhankelijke staat


Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen Eerste Wereldoorlog
- Holocaust gevolg: Joden vluchten naar Midden-Oostenen gevolg de spanningen namen toe.
- Palestina werd een Britse kolonie. De Balfour declaratie= Britse overheid was een voorstander dat de Joden een eigen staat kregen en de Palestijnen ook. 
Verdeling grond Midden- Oosten door de VN -> Palestijnen stemden niet in met die verdeling -> conflicten ontstonden

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het conflict
1948: David Ben-Gurion riep de Israëlische staat uit, Arabische buurlanden: Egypte, Jordanië, Libanon en Syrië besloten Israël aan te vallen. 
1967: de Zesdaagse oorlog Israël veroverde en bezette gebieden in Jordanië, Egypte en Syrië
1979: Israël gaf de Sinaï woestijn terug in ruil erkende de Egyptische regering Israël als onafhankelijke staat
Veel Palestijnen vluchten naar buurlanden
1987: de eerste Intifada= de opstand in Palestijnse gebieden tegen de Israelische bezetting

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het conflict
1993-1995: Oslo-akkoorden door de VS werd er aangedrongen op vrede. In dit akkoord erkende beide staten elkaars bestaan.
2000: de Palestijnen starten opnieuw een Intifada
Gevolg Israël bouwde een muur om de Palestijnse gebieden in Gaza en de westelijke Jordaanoever 
2007: de Hamas is de partij die namens de Palestijnen de Gazastrook bestuurt
Recente gebeurtenis: Israël legt de hele Gaza strook plat als wraak voor de Palestijnse aanval van Hamas. 
Een vreedzame oplossing is verder weg dan ooit

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met de stof
- Oefenopgaven

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn pogroms?
A) Een ander woord voor Holocaust.
B) Geweld tussen Israel en de Palestijnen.
C) Geweldsuitbarstingen tegen Joden.
D) Het verdrijven van de Joden door de Romeinen.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is Groot-Brittannië deels verantwoordelijk voor het Israëlisch-Palestijns conflict?

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom was 1948 voor Israëliërs een feestjaar maar voor Palestijnen juist niet?

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een intifada?

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd over?
Extra oefen opgaven SE1

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Succes met SE1 en de examens

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies