Het beoordelen van argumentatie

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt argumentatie herkennen
Je kent de beoordelingscriteria voor argumentatie
Je kunt argumentatie beoordelen op betrouwbaarheid

Slide 2 - Tekstslide

Benoem per zin welke functie die heeft in de argumentatie. Kies uit: standpunt, argument, subargument

De rentes lopen behoorlijk op de afgelopen maanden. Het wordt dus steeds duurder om geld te lenen bij de bank. Het is voor jongeren van nu over een paar jaar nauwelijks mogelijk om een huis te kopen. Bovendien is het woningtekort is enorm opgelopen. Zelfs voor mensen met een dikke portemonnee is er geen woning beschikbaar. De deelwoning zou mogelijk het probleem kunnen oplossen.

Slide 3 - Open vraag

Beoordelingscriteria (maak aantekeningen)
  • Is het argument inhoudelijk waar?​
  • Onderbouwt het argument het standpunt?​  
  • Is er sprake van een drogredenering of overtreding van discussieregel?​

Slide 4 - Tekstslide

Het is belachelijk dat ik tot vijf uur naar school moet. Niemand uit mijn klas hoeft na vier uur nog een les te volgen.
  • Is het argument inhoudelijk waar?​
  • Onderbouwt het argument het standpunt?​
  • Is er sprake van een drogredenering of overtreding van discussieregel?​

Slide 5 - Tekstslide

DOCENT: “ONZE LEERLINGEN MÓÉTEN GEWOON HUISWERK MAKEN, WANT DAT DEED IK VROEGER OOK EN IK KREEG UITEINDELIJK EEN DIPLOMA MET MOOIE CIJFERS.”​

Slide 6 - Open vraag

DOCENT: “ONZE LEERLINGEN MÓÉTEN GEWOON HUISWERK MAKEN, WANT DAT DEED IK VROEGER OOK EN IK KREEG UITEINDELIJK EEN DIPLOMA MET MOOIE CIJFERS.”​
Het is nauwelijks te controleren of de docent dat echt deed, maar hij zal het vast niet altijd hebben gemaakt. Het is de vraag of een persoonlijke ervaring van jaren geleden in dit geval een goed argument is om een standpunt over huidige leerlingen te onderbouwen. Het onderwijs was toen anders, de maatschappij was anders, lesmethodes waren anders, dus mogelijk gaat de vergelijking niet op. 

Slide 7 - Tekstslide

“ALS ÉÉN PERSOON EEN NEGATIEVE MENING OVER JE HEEFT, DAN HOEF JE DIE MENING NIET ALS WAARHEID AAN TE NEMEN. ALS TWEE MENSEN DIE MENING OVER JE HEBBEN, HOEF JE ER NOG NIETS MEE TE DOEN. MAAR ALS DRIE MENSEN DEZELFDE MENING OVER JOU HEBBEN, DAN IS DIE MENING WAAR.”​

Slide 8 - Open vraag

MENEER KRAMER: “IK WAS OP DEZELFDE WINNAAR UITGEKOMEN, DUS JULLIE OORDEEL IS BETROUWBAAR.”​

Slide 9 - Open vraag

Oefenen voor de toets
ibook H4 argumentatie
ibook H5 argumentatie (oefentoets)
Oefenmateriaal


Slide 10 - Tekstslide