Weer en klimaat les 3

Thema: weer en klimaat
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema: weer en klimaat

Slide 1 - Tekstslide

Wat hebben we gedaan?
les 1 Het weer in Nederland

les 2 Het klimaat in Nederland

Vandaag: les 3 Klimaatzones op de wereld

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen:
1. Ik kan vertellen welke vijf klimaatzones er op aarde zijn.

2. Ik kan enkele kenmerken van klimaatzones noemen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?

Slide 4 - Open vraag

Weer en klimaat

- We gebruiken het woord weer als we praten over het weer van een dag of een week.
- We gebruiken het woord klimaat als we het weer bedoelen van een lange periode.

Slide 5 - Tekstslide

Even opfrissen...

Slide 6 - Tekstslide

7

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

Klimaatzones lopen netjes in mooie rechte lijnen van oost naar west.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Even herhalen...

Slide 10 - Tekstslide

Weer en klimaat

- We gebruiken het woord weer als we praten over het weer van een dag of een week.
- We gebruiken het woord klimaat als we het weer bedoelen van een lange periode.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Waarom is het naar het noorden toe kouder dan op de evenaar?

Slide 13 - Open vraag

De afstand van het gebied (land) tot aan de evenaar bepaalt grotendeels wat voor klimaat er in dat land is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Leesvragen bij tekstdeel 1 
  • Tijdens het lezen: Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 1. Markeer wat je belangrijk vindt.  
  • Hoeveel klimaatzones zijn er op aarde? 
  • Hoe heten deze klimaatzones? Maak een lijstje.


  • Na het lezen:
  1. Overleg je met je schoudermaatje.
  2. Schrijf je allebei het gevonden antwoord op je schrijfblad.

Slide 15 - Tekstslide

Heb je ze gevonden? 
  1.  tropisch klimaat
  2. droog klimaat
  3. zeeklimaat
  4.  landklimaat
  5.  poolklimaat

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Leesvragen bij tekstdeel 2  
  • Tijdens het lezen
Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 2. Markeer wat je belangrijk vindt.  
  • Welke soorten tropische klimaten zijn er?
  • Wat is de overeenkomst (= hetzelfde)? 
  • Wat is het verschil (= anders)?

  • Na het lezen:
  1. Overleg je met je schoudermaatje.
  2. Schrijf je allebei de gevonden antwoorden op je schrijfblad.

Slide 19 - Tekstslide

Antwoorden: schrijf op
1. Tropisch klimaat kun je onderverdelen in:
- regenwoudklimaat
- savanneklimaat
2.  Overeenkomsten: 
tropisch warm (nooit kouder dan 18 graden) + veel regen
Verschillen: 
regenwoudklimaat: regent hele jaar door, daardoor veel plantengroei
savanne: ook periodes zonder regen, daardoor minder plantengroei

Slide 20 - Tekstslide

Het regent hier zo'n beetje elke dag, maar de temperatuur zakt niet onder de 18 graden. Er zijn hier geen seizoenen.

Slide 21 - Tekstslide

Savanne: veel gras en paar bomen. Het heeft een afwisselend droog en nat seizoen. Het ligt in de tropen.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Tekst 3 gaat over de droge klimaten. Zoek de antwoorden op de twee vragen in deze tekst.
Vraag 1: Welke twee zijn er?
Vraag 2: waarom heet het 'droog klimaat'?
Tekst 3 gaat over de droge klimaten. Zoek de antwoorden op de twee vragen in deze tekst. Geef antwoord in goede zinnen.
Vraag 1: Welke twee droge klimaten zijn er?
Vraag 2: waarom heet het 'droog klimaat'?

Slide 24 - Open vraag

Je hebt tekst 3 gelezen. Schrijf nu op je blad:

1. Droge klimaten zijn: steppeklimaat en woestijnklimaat.  
2. De verschillen tussen steppeklimaat en woestijnklimaat zijn: ... 

Slide 25 - Tekstslide

Antwoord: Heb je de verschillen gevonden? 
Steppeklimaat: 3 - 4 maanden per jaar neerslag. Wel plantengroei (grassen en struiken).
Woestijnklimaat: geen/nauwelijks neerslag. Weinig tot geen plantengroei (cactussen).

Slide 26 - Tekstslide

Door droogte ontbreekt plantengroei bijna volledig

Slide 27 - Tekstslide

Steppeklimaat: Het is er het hele jaar vrij warm en het is te droog voor boomgroei. Wel zijn er gras en struiken. Per jaar valt er ongeveer 250 tot 500 mm neerslag.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Leesvragen bij tekstdeel 4  
  • Tijdens het lezen
Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 4. Markeer wat je belangrijk vindt.  
  • Wat wordt bedoeld met ' De zee matigt de temperatuur'?
  • Welk klimaat heeft Nederland? 
  • Wat zijn loofbomen?

  • Na het lezen:
  1. Overleg je met je schoudermaatje.
  2. Schrijf je allebei de gevonden antwoorden op je schrijfblad.

Slide 30 - Tekstslide

De zee
  • Water (de zee) verandert minder snel van temperatuur.
  • In de zomer -> koele lucht.
  • In de winter -> warme lucht.
  • West Europa -> vaak wind vanaf de zee.
  • Landen die niet aan de zee liggen hebben strenge winters en warme zomers.


Slide 31 - Tekstslide

Leesvragen bij tekstdeel 5  
  • Tijdens het lezen
Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 5. Markeer wat je belangrijk vindt.  
  • Wat gebeurt er als je verder van de zee af woont?
  • Waarom groeien er veel naaldbomen in een landklimaat? 

  • Na het lezen:
  1. Overleg je met je schoudermaatje.
  2. Schrijf je allebei de gevonden antwoorden op je schrijfblad.

Slide 32 - Tekstslide

Polen
- bovenste en onderste puntje van aarde 
- Altijd koud
- Noordpool en Zuidpool (Antarctica)
- winter hele dag donker en in de     zomer hele dag licht.  
- bestaat vooral uit ijs
* toendraklimaat
* poolklimaat
* hoogtebergklimaat

 

Slide 33 - Tekstslide

geen plantengroei door extreme kou.

Slide 34 - Tekstslide

Er groeien geen bomen. Het is hier vaak koud.  In de zomer wordt het niet warmer dan 10 graden

Slide 35 - Tekstslide

Leesvragen bij tekstdeel 6 
  • Tijdens het lezen
Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 6. Markeer wat je belangrijk vindt.  
  • Noem twee kenmerken van een poolklimaat.

  • Na het lezen:
  1. Overleg je met je schoudermaatje.
  2. Schrijf je allebei de gevonden antwoorden op je schrijfblad.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Noem de klimaten in de juiste volgorde. Begin met het klimaat dat het dichtst bij de evenaar ligt.

Slide 38 - Open vraag

00:45
Waarom is het warm in de buurt van de evenaar?

Slide 39 - Open vraag

00:55
Waarom is het op de Polen koud?

Slide 40 - Open vraag

01:23
Welke drie factoren bepalen wat het klimaat is op een bepaalde plek op aarde?

Slide 41 - Open vraag

01:57
Wat is een typisch kenmerk van de tropen?

Slide 42 - Open vraag

02:17
Wat is het belangrijkste verschil tussen de tropische zone en de droge zone?

Slide 43 - Open vraag

02:38
Waarom is de gematigde zone een goed klimaat om in te leven?

Slide 44 - Open vraag

03:11
Waar vind je de koude zones?

Slide 45 - Open vraag

Wat vonden jullie van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Deze les was (0 is makkelijk, 10 is moeilijk)
010

Slide 47 - Poll

Slide 48 - Tekstslide