NN1 les 5: Spelling ww tegenwoordige tijd.

Spelling
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, laptop en schrift).
  • Mijn telefoon zit in de telefoontas
  • Mijn oortjes zitten in mijn tas.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Mijn pet of capuchon is af.

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd (TT)


Slide 4 - Tekstslide


Deze les:
  • Terugblik
  • Nakijken huiswerk
  • Instructie
  • Samen in LU
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 5 - Tekstslide


Terugblik:

Hoe zat het ook maar weer met de tegenwoordige tijd en de verleden tijd?

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent tegenwoordige tijd?

Slide 7 - Open vraag

De auto strandt langs de snelweg.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 8 - Quizvraag

Joris en Ellen hebben met elkaar gedanst.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 9 - Quizvraag

Loes vierde haar verjaardag in het zwembad.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 10 - Quizvraag

De jongen redde de hond.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 11 - Quizvraag

Het heeft vannacht verschrikkelijk gestormd en geregend.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 12 - Quizvraag


Lesdoel:


Aan het eind van de les weet je hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd (TT) vervoegt

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd (TT) stappenplan:

1.  Wat is de stam van het werkwoord? 
    (De stam = hele werkwoord -en)
2.  Moet de ik-vorm iets aangepast worden?
     Bijvoorbeeld: bukken >> bukk >> ik buk
      of: slapen >> slap >> ik slaap
3.  Dan zijn er 3 opties:
  1.     Ik-vorm: ik ........ + ............ jij
  2.     Iemand anders: Ik-vorm +t
  3.     Meer mensen: hele werkwoord

Slide 14 - Tekstslide

Bij IK, schrijf je ...
A
IK-vorm
B
IK-vorm + t

Slide 15 - Quizvraag

Bij iemand anders, schrijf je ...
A
IK-vorm
B
IK-vorm + t

Slide 16 - Quizvraag

Ik 
Hij
vind 
vindt
loop
wordt
loopt
word
antwoordt
antwoord
biedt
bied

Slide 17 - Sleepvraag

weigeren :
Ik ... te gehoorzamen.
A
weiger
B
weigert
C
weigerdt
D
weigeren

Slide 18 - Quizvraag

weigeren :
De hond ... te gehoorzamen.
A
weigert
B
weigerd
C
weigerdt
D
weigeren

Slide 19 - Quizvraag

weigeren :
Wij ... te gehoorzamen.
A
weigert
B
weigerd
C
weigerdt
D
weigeren

Slide 20 - Quizvraag

houden :
Ik .... van spruitjes.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 21 - Quizvraag

houden :
Jake ... niet van spruitjes
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 22 - Quizvraag

houden :
De kinderen ... van soep.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 23 - Quizvraag

lachen
Ik ... om de clown.

Slide 24 - Open vraag

lachen
De kleuter ... om de clown.

Slide 25 - Open vraag

karten
Ik ... graag met mijn broer.

Slide 26 - Open vraag

karten
Mijn vriend ... graag met mijn broer.

Slide 27 - Open vraag

liggen
De appel ... in de fruitschaal.

Slide 28 - Open vraag

snijden
Ik ... de groenten in kleine stukjes.

Slide 29 - Open vraag

snijden
Mijn moeder ... de groenten in kleine stukjes.

Slide 30 - Open vraag

snijden
Wij ... de groenten in kleine stukjes.

Slide 31 - Open vraag

rijden
De auto ... voorzichtig over de snelweg.

Slide 32 - Open vraag

glijden
... jij niet uit over die gladde tegels?

Slide 33 - Open vraag

glijden
... je oom niet uit over die gladde tegels?

Slide 34 - Open vraag

vergoeden
De organisatoren ... alle onkosten.

Slide 35 - Open vraag

vergoeden
... hij alle onkosten ?

Slide 36 - Open vraag

Aan de slag
maak blad 
ww-spelling

timer
20:00

Slide 37 - Tekstslide


Evaluatie:
  1. Wat was het lesdoel?
  2. Hoe ging het vandaag?
  3. Wat is het huiswerk:

Slide 38 - Tekstslide

Huiswerk:


Maken werkblad werkwoordspelling TT

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide