4.4 Landbouw en milieu

4.4 Landbouw en milieu
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

4.4 Landbouw en milieu

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent monocultuur?
A
Meerdere gewassen verbouwen op grote schaal
B
Met behulp van machines en kunstmest veel gewassen tegelijkertijd verbouwen
C
Het verbouwen van 1 soort gewas op grote schaal
D
Kleine stukken land met elkaar ruilen om grote stukken landbouwgrond te krijgen

Slide 2 - Quizvraag

Welk antwoord hoort bij biologische landbouw (en dus niet bij monocultuur)?
A
Bodemdegradatie
B
Geen bestrijdingsmiddelen
C
Simpeler ecosysteem
D
Meer winst

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een gevolg van monocultuur voor de bodem?
A
De bodem krijgt meer water
B
De bodem wordt minder vruchtbaar
C
Er groeien meer verschillende planten
D
De biodiversiteit neemt toe

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van intensieve veehouderijen?
A
Veel dieren op kleine oppervlakte
B
Dieren hebben veel leefruimte

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een nadeel van intensieve veehouderij?
A
Dieren leven langer
B
Er wordt weinig voer geïmporteerd
C
Er komt weinig mest vrij
D
Dieren hebben vaak weinig ruimte en daglicht

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een voordeel van intensieve veehouderij?
A
De dieren hebben veel ruimte in de stallen.
B
Er is kans op ziektes in de grote stallen.
C
Er kan veel en goedkoop geproduceerd worden
D
Er is minder last van stankoverlast.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is biodiversiteit?
A
Alle uitgestorven planten en dieren
B
Bedreigde dier- en plantensoorten
C
De variatie van soorten in de natuur

Slide 8 - Quizvraag

''Wanneer de mens ingrijpt in een ecosysteem heeft dit vaak negatieve gevolgen voor de biodiversiteit.''

A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

1. In de biologische landbouw komen veel monoculturen voor.
2. In de biologische landbouw worden geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt.
A
1 = juist 2= onjuist
B
1= onjuist 2= juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van biologische landbouw?
A
Ziekten worden bestreden met chemische bestrijdingsmiddelen.
B
Er worden geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt.
C
Dieren worden alleen binnen gehouden.
D
Er wordt veel kunstmest gebruikt.

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn voordelen van de intensieve veehouderij?

Slide 12 - Open vraag

Wat zijn nadelen van de intensieve veehouderij?

Slide 13 - Open vraag

Welk begrip past bij de omschrijving?
''het geheel van levende wezens en de natuur dat invloed op elkaar heeft''

Slide 14 - Open vraag

Welk begrip past bij de omschrijving?
''variatie aan plant- en diersoorten in de natuur''

Slide 15 - Open vraag

Welk begrip past bij de omschrijving?
''landbouw waarbij zo min mogelijk kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt''

Slide 16 - Open vraag

Welk begrip past bij de omschrijving?
''het minder vruchtbaar worden van de grond door bijvoorbeeld intensief gebruik in de landbouw''

Slide 17 - Open vraag

Welk begrip past bij de omschrijving?
''het op grote schaal verbouwen van hetzelfde gewas''

Slide 18 - Open vraag

Welk begrip past bij de omschrijving?
''vorm van veeteelt waarin er veel dieren op een klein oppervlakte worden gehouden''

Slide 19 - Open vraag