persoonlijkvnw 3e naamval

Kapitel 9
einkaufen &
IDEWIS 1E
IDEWIS 3E
naamval
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 9
einkaufen &
IDEWIS 1E
IDEWIS 3E
naamval

Slide 1 - Tekstslide

ik
jij
hij
wij
jullie
zij (mv)
zij (ev)
het
u
wir
du
sie (ev)
ihr
es
er
sie (mv)
ich
Sie

Slide 2 - Sleepvraag

mir
dir
ihr
wem
ihm
uns
euch
Ihnen
ihnen
mij
jou
hem
wie
ons
haar
jullie
u
hen/hun

Slide 3 - Sleepvraag

Voorzetsels???

Slide 4 - Tekstslide

Voorzetsels 3e naamval
7 stuks
Kom maar door:)

Slide 5 - Woordweb

Welke 2 voorzetzels met de derde naamval betekenen hetzelfde?
A
aus + seit
B
zu + von
C
mit + seit
D
zu + nach

Slide 6 - Quizvraag

Was ist richtig?
A
nach = landen/gebouwen
B
nach = richting / landen/steden
C
zu = gebouwen/ personen
D
zu = richting

Slide 7 - Quizvraag

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
mit
B
zu
C
durch
D
von

Slide 8 - Quizvraag

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
nach
B
für
C
zu
D
bei

Slide 9 - Quizvraag

Welk rijtje voorzetsels hoort bij de derde naamval?
A
aus, durch, für, von, zu, bei
B
seit, aus, für, in, an, bei, mit
C
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu
D
mit, seit, zu, aus, neben, zwischen

Slide 10 - Quizvraag

Am wochenende fahre ich ... Amsterdam.
A
nach
B
zu
C
in

Slide 11 - Quizvraag

Die Bäckerei ist hier ... links und dann immer gerade aus.
A
nach
B
zu
C
bis

Slide 12 - Quizvraag

Ich bin hier mit ... (hem)
A
ihm
B
er

Slide 13 - Quizvraag

Was ist los mit ...
A
dich
B
du
C
dir

Slide 14 - Quizvraag

Jeden Samstag gehe ich ... meiner Oma.
A
nach
B
zu
C
seit

Slide 15 - Quizvraag

Ich mache den Kuchen bei ... (haar)
A
sie
B
ihm
C
ihr
D
ihnen

Slide 16 - Quizvraag

Wir haben das von ...(u) bekommen.
A
Ihnen
B
ihnen
C
sie
D
euch

Slide 17 - Quizvraag

Kommst du morgen ... uns? Dann essen wir zusammen.
A
nach
B
zu
C
oder

Slide 18 - Quizvraag

Heute Abend komme ich zu ....(jou)
A
dir
B
du
C
ihr

Slide 19 - Quizvraag

Gehst du mit ..... (ons) ins Kino?
A
wir
B
uns
C
ihm

Slide 20 - Quizvraag

Übersetze und ergänze die richtige Form.
(van wie) … ist diese Telefonnummer?
A
Von wer
B
Von wen
C
Von wem
D
Von was

Slide 21 - Quizvraag

Woordenschat Nederlands-Duits
Geef in het volgende onderdeel de Duitse vertaling.

Slide 22 - Tekstslide

Het bolletje
A
Das Bällchen
B
Die Kugel
C
Der Kugel
D
Die Bällchen

Slide 23 - Quizvraag

De taart
A
Das Kuchen
B
Die Kuchen
C
Der Kuchen
D
Des Kuchens

Slide 24 - Quizvraag

De groente
A
Das Gemüse
B
Das Obst
C
Der Obst
D
Der Gemüse

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Ich bin gleich bei ...... (u)

A
Sie
B
ihr
C
Ihnen

Slide 28 - Quizvraag