2022_week19_2mh_les1_herhaling zinsontleding

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 
  • te gaan zitten
  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

Was machen wir heute?



  • Wörter schreiben und abfragen
  • Kurze Wiederholung zinsontleding en naamvallen
  • An die Arbeit
  • Kahoot


  • Abschluss/Hausaufgaben

Slide 4 - Tekstslide

Am Ende der Stunde........
- kan je het onderwerp en het lijdend voorwerp in een zin herkennen, doordat je opdrachten hebt gemaakt

Slide 5 - Tekstslide

Schreibe die Wörter: erst Niederländisch und danach die 
übersetzung. Seite 86. Let op de hoofdletters!
  • het zout
  • de boter
  • de koekenpan
  • geliefd
  • de taart
  • de olie
  • duidelijk
  • de suiker
timer
4:00

Slide 6 - Tekstslide

Wörter abfragen
  • het zout
  • de boter
  • de koekenpan
  • geliefd
  • de taart
  • de olie
  • duidelijk
  • de suiker
  • das Salz
  • die Butter
  • die Pfanne
  • beliebt
  • die Torte
  • das Öl
  • klar
  • der Zucker

Slide 7 - Tekstslide

Bij de naamvallen horen voorzetsels
Welke?
Voorzetsels met de 4e naamval (Präpositionen mit dem Akkusativ)

  • durch 
  • für
  • gegen
  • ohne
  • um
  • door
  • voor
  • tegen
  • zonder
  • om
  • Als in een zin één van deze voorzetsels staat dan weet je dat het woord erachter een 4e naamval krijgt (lijdend voorwerp).

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Je hebt geleerd dat het persoonlijk voornaamwoord na een voorzetsel veranderd. Bijvoorbeeld ich----->mich







  • Hoe weet ik nu of het woord dat voor het zelfstandig naamwoord staat, de 1e naamval of de 4e naamval krijgt als er geen voorzetsel in de zin staat?

Slide 10 - Tekstslide

Kurze Wiederholung ontleden
Hoe vind je het onderwerp
1e naamval? 




Hoe vind je het lijdend voorwerp 
4e naamval?
  • Wie of wat + gezegde (persoonsvorm) een persoonsvorm is een werkwoord dat in de zin van tijd kan veranderen. 
  • WAT+ gezegde+onderwerp. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

timer
3:00

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Am Ende der Stunde........
- kan je het onderwerp en het lijdend voorwerp in een zin herkennen, doordat je opdrachten hebt gemaakt.


Slide 19 - Tekstslide

Hausaufgaben
Lernen: 
Woordjes Lektion 5 blz. 86 van NL-DU en DU-NL



Slide 20 - Tekstslide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren
  • na startsignaal: inpakken
  • wel blijven zitten - stil
  • dan sluit ik de les af!
  • dan: klaar :)

Slide 21 - Tekstslide

Vielen Dank! Auf Wiedersehen! 

Slide 22 - Tekstslide