much many a lot of lots of

Much, many, a lot of, lots of, (a) little, (a) few
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Much, many, a lot of, lots of, (a) little, (a) few

Slide 1 - Tekstslide

Today

  • Grammar - quantifiers
  • Check homework
  • Work on exercises

Slide 2 - Tekstslide

Homework
DO: 
Lesson 4: exc. 1 -4 (p.147)

Study:
Vocab lesson 4 (p.169)





Slide 3 - Tekstslide

At the end of this lesson..
  • You know when to use much/ many/ lots of/ a lot of/ little and few.
  • You can recognize countable and uncountable nouns

Slide 4 - Tekstslide

Quantifiers
Quantifiers zijn woorden die aangeven hoeveel er van iets is.

much, many, a lot of, a few, a little, etc.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Difference
Countable nouns woorden die je kan tellen. one pen - two pens

Uncountable nouns woorden die je niet kan tellen. water

Slide 7 - Tekstslide

Uncountable nouns (niet-telbaar)
Uncountable nouns are singular, they don't have a plural form. 
-Milk 
-Cheese 
- Water 
- Butter 

Slide 8 - Tekstslide

Countable nouns (telbaar) 
Refer to items we can count -> telbare woorden 
1 egg --> 2 eggs 
1 banana --> 2 bananas 
1 apple --> 2 apples 
Important ! Countable nouns have a singular and a plural form

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Much of many?
                                                            = veel 
Telbaar?                               -                                          many
Niet telbaar?                      -                                          much
Gebruik: in vragen en ontkennende zinnen OF als je iets formeel wil zeggen.
                                                                        bv.: I haven't got many shoes.
                                                                        I don't have much time

Slide 11 - Tekstslide

A lot of / lots of
In plaats van much / many wordt ook a lot of / lots of gebruikt. Maar dan wel in bevestigende zinnen, dus niet in vragen of ontkenningen:
There are lots of/ a lot of sweets in the bowl. 
A lot of/ lots of people came to the concert.
MAAR: 
There aren't many sweets left.

Slide 12 - Tekstslide

En ook:
Na woorden als so, as, too en how moet je, ook in bevestigende zinnen, much / many gebruiken:

I know how much work you have done.
There are only so many hours in a day.

Slide 13 - Tekstslide

 little / a little
little = weinig 
niet telbaar, geen meervoud van maken
             
A little = een beetje
Niet telbaar, geen meervoud van maken

Gebruik: in vragen en bevestigende zinnen

Slide 14 - Tekstslide

few / a few
few = weinig
 telbaar, je kunt er meervoud van maken

a few = een paar
telbaar, je kunt er meervoud van maken


Gebruik: in vragen en bevestigende zinnen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Practice
Use your own name! No nicknames!

Appropriate smileys are allowed.

Slide 17 - Tekstslide

1. friends
A
telbaar
B
niet telbaar

Slide 18 - Quizvraag

2. people
A
telbaar
B
niet telbaar

Slide 19 - Quizvraag

3. milk
A
telbaar
B
niet telbaar

Slide 20 - Quizvraag

4. fish
A
telbaar
B
niet telbaar

Slide 21 - Quizvraag

The President had ... power.
A
few
B
little

Slide 22 - Quizvraag

There are ... biscuits in the packet.
A
a few
B
a little

Slide 23 - Quizvraag

We've got ... time before the plane leaves.
A
few
B
little

Slide 24 - Quizvraag

We have ... oranges.
A
much
B
many
C
a lot of/ lots of
D
B en C

Slide 25 - Quizvraag

We don't have ... bananas, and we don't have ... fruit juice.
(something, something)

Slide 26 - Open vraag

How ... is this?
- it's ten dollars.

Slide 27 - Open vraag

He's very busy; he has ... work.
A
much
B
many
C
a lot of / lots of
D
A en C

Slide 28 - Quizvraag

David has ... rice, but Tyler doesn't have ... .
A
many, much
B
much, many
C
lots of/ a lot of, much
D
A en C

Slide 29 - Quizvraag

Wanneer mag je a lot of/ lots of NIET gebruiken?

Slide 30 - Woordweb

Wanneer mag je a lot of/ lots of NIET gebruiken?

in vragen, ontkenningen. 
Na so, how, too

Slide 31 - Tekstslide

Wat is je gevoel over de grammatica van vandaag?
A
Ik snap het niet, ik heb nog veel vragen
B
Ik begin het te begrijpen en heb nog vragen
C
Ik begin het te begrijpen en kan het verder zelf
D
Ik begrijp het helemaal

Slide 32 - Quizvraag

Homework
DO:
- Lesson 4, exc. 5 - 11 (p.149)

Study:
- Info on quantifiers (p.170 + notes) + vocab lesson 5 (p.171)


Slide 33 - Tekstslide