Biomechanica

 
Bovenste spronggewricht
Plantair en  Dorsaal flexie 

Bovenste spronggewricht: scheenbeen,kuitbeen, sprongbeen 

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
uiterlijke verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

 
Bovenste spronggewricht
Plantair en  Dorsaal flexie 

Bovenste spronggewricht: scheenbeen,kuitbeen, sprongbeen 

Slide 1 - Tekstslide

Onderste spronggewricht
Bestaat uit sprongbeen, hielbeen, scheepvormigbeen (talus, calcaneus, navicular) 
Zorgt voor kantelen van de voet
 
Inversie: binnenwaartse draaibeweging van de voet. drie bewegingen: supinatie, plantair flexie, adductie van de voorvoet 
Eversie: buitenwaartse draaibeweging van de voet. Drie bewegingen: dorsaal flexie, pronatie, en abductie van de voorvoet 

Slide 2 - Tekstslide

Blauwdruk en voetonderzoek
Bij de anamnese kan je zowel passief als actief met een functieonderzoek de beweeglijkhied van de voeten onderzoeken. 

Passief: onderzoek naar de mobiliteit van de gewrichten, de rek op pezen en banden en de weerstand van de spieren. Bewegingsbeperkingen kunnen door het enkelgewricht, door de banden of door de spieren worden veroorzaakt 
 
Actief: Klant op tenen laten staan (geen zwakte van de kuitspier) 
Met overstrekte knieen op de hielen laten staan (vanuit bovenste spronggewricht, geen verkorting van de achillespees) 
Buitenrand van de voeten laten staan (het onderste spronggewricht is intact, achterste scheenbeenspier, langebuiger grote teen, gemeenschappelijke tenenbuiger zijn oke) 
Binnenrand van de voeten laten staan (korte kuitspier, achterste deel van de spieren en onderste spronggewricht zijn in orde 

Slide 3 - Tekstslide

Hypermobiel rigiditeit
Rigide voet weinig tot geen beweging 
Hypermobiliteit erg bewegelijk, instabiel 

Slide 4 - Tekstslide

Spierwerking bij staan
Staan is het bewaren van het evenwicht boven een steunvlak 

Bij voor overhellen zal spierkracht het lichaam achterwaarts trekken, zo ook met zijwaarts en achteroverhellen, de tegenovergestelde spiergroep zal corrigeren 

Het steunvlak van de voet is de hiel en het kopje van het 1e en 5e middenvoetsbeentje. Worden beide voeten gelijk belast is dat symmetrische stand 

Slide 5 - Tekstslide

Evenwicht
Bij een ongelijke voetstand of afwijking aan de voet is dat een asymmetrische stand 
3 soorten evenwicht stabiel instabiel en indifferente evenwicht 
Stabiel
zwaartepunt ligt laag en op groot steunvlak (bij heup) er is geen gevaar dat het gewicht buiten het steunvlak valt, steunvlak is groot en gewicht zit er goed boven 
Instabiel: 
labiel evenwicht. Zwaartepunt ligt hoger en rust op kleiner steunvlak. Bijv bovenste sponggewricht. Er is maar weinig voor nodig om het zwaartepunt naast het steunvlak te krijgen 
 

Slide 6 - Tekstslide

Loopcyclus
Bij lopen verleggen wij het zwaartepunt 
Door veranderen van spierspanning kunnen wij ons lichaamszwaartepunt voor ons voetvlak verleggen 
Standbeen, slingerbeen  Landingsfase, steunfase, afzetfase 

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer verandert het standbeen in een slingerbeen
A
Bij het heffen van de hiel
B
Als de hiel de bodem raakt
C
Als de afzet van de voet is ingezet
D
Wanneer de voet naar voeren beweegt in de lucht

Slide 8 - Quizvraag

Juiste afwikkeling
Hiel 
Laterale zijde voet 
Kopje 5e middenvoetsbeentje 
Kopje 1e middenvoetsbeentje 
Hallux 
 
Onjuist: mediale zijde voet, hiel voorvoet, laterale zijde voet 

Slide 9 - Tekstslide

Ganghoek
Tijdens het gaan en staan zijn de voeten iets afgevoerd. De gemiddelde ganghoek is 15% 
Bij dames zie je die vaak wat kleiner en bij heren wat groter .

Slide 10 - Tekstslide