weerbaarheid en opvoeden

weerbaarheid en opvoeden
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

weerbaarheid en opvoeden

Slide 1 - Tekstslide

Pesten is een vorm van agressie waarbij geprobeerd wordt om iemand steeds pijn te doen. Dat kan zowel offline als online. Bij pesten zijn verschillende mensen betrokken: de pester, de gepeste en de omstanders. De pester heeft vaak een sterkere sociale positie dan degene die gepest wordt. Pesten veroorzaakt stress, angst, eenzaamheid en gebrek aan zelfvertrouwen. Pesten stopt niet vanzelf. Het is belangrijk om in te grijpen. Pesten kan stoppen als omstanders het afkeuren en de gepeste helpen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Kinderen met voldoende zelfvertrouwen geloven in zichzelf. Ze geloven in wat ze kunnen. Ze vinden zichzelf de moeite waard en durven nieuwe uitdagingen aan te gaan. 

Slide 4 - Tekstslide

Zelfvertrouwen
Zelfvertrouwen is het vertrouwen dat je hebt in jezelf, het vertrouwen in wat je kan en wat je kunt leren. Het is een realistische inschatting van je eigen kwaliteiten. Kinderen met zelfvertrouwen hebben een positief zelfbeeld. Ze denken positief over zichzelf en hun kwaliteiten. Een kind met zelfvertrouwen durft hierdoor gemakkelijker nieuwe uitdagingen aan te gaan. En fouten te maken zonder zich meteen slecht te voelen over zichzelf. Ook kan een kind met zelfvertrouwen goed omgaan met teleurstellingen en zit het over het algemeen lekker in z’n vel.

Slide 5 - Tekstslide

Het hebben van zelfvertrouwen is niet zo vanzelfsprekend, want kinderen worden niet geboren met zelfvertrouwen. Wel wordt het ene kind geboren met meer aanleg om zelfvertrouwen te ontwikkelen dan het andere kind. Zelfvertrouwen is altijd in ontwikkeling. Het is zelfs een proces dat je hele leven doorloopt. Wat je kind meemaakt speelt een rol bij het krijgen van zelfvertrouwen. Als iets één keer goed gaat (of zelfs meerdere keren), dan vertrouwt je kind erop dat hij of zij het de volgende keer ook goed zal doen. Ervaringen in de kindertijd hebben de meeste invloed op het zelfbeeld van iemand.

Slide 6 - Tekstslide

Heb jij veel zelfvertrouwen?

Slide 7 - Open vraag

Hoe is jouw zelfvertrouwen ontstaan?
Of, hoe komt het dat je weinig zelfvertrouwen hebt?

Slide 8 - Open vraag

Er zijn veel kinderen die weinig zelfvertrouwen hebben. Ze voelen zich onzeker over zichzelf en over wat ze kunnen. Weinig zelfvertrouwen uit zich bij elk kind weer anders. Het ene kind is bang om fouten te maken en durft niets nieuws te proberen. Hij of zij kan last hebben van faalangst. Terwijl een ander kind roept iets niet te kunnen. Weer een ander kind overschreeuwt zichzelf door stoer of druk gedrag.

Slide 9 - Tekstslide

Een beetje onzekerheid is niet erg, dat hoort erbij. Ieder kind is weleens onzeker. Het hoort bij nieuwe dingen leren. Maar als de onzekerheid groter wordt en in veel verschillende situaties voorkomt, kan je kind een negatief zelfbeeld ontwikkelen. Je kind zal zich dan rot voelen. Kinderen met een negatief zelfbeeld hebben het gevoel dat niemand ze aardig vindt. Ze denken negatief en gaan steeds meer nadruk leggen op wat ze niet goed kunnen. Hierdoor zal het zelfvertrouwen nog meer afnemen. Daarom is het belangrijk om deze negatieve gedachten te doorbreken, zodat je kind zich fijner gaat voelen en meer zelfvertrouwen opdoet naarmate het ouder wordt.  

Slide 10 - Tekstslide

Hoe kan je zelfvertrouwen vergroten?

Slide 11 - Open vraag

Opdracht
in groepjes/ tweetallen complimenten geven
elkaar begroeten met een handdruk
wat 'zegt' handdruk?

Slide 12 - Tekstslide

Indien je in staat bent de knijpkracht af te stemmen op de kracht van de ander, ben je sociaal en laat je zien dat je rekening houdt met de ander. Een te stevige handdruk van een ander kan eigenwijsheid betekenen; iemand past zich moeilijk aan, laat zich graag gelden of doet zich anders voor dan hij/zij is.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link