vwo 2 - P2 - Kap. 2 (50) Lektion 5

Herzlich willkommen!
Handys ins Hotel &
Schulsachen auf dem Tisch!
Herzlich willkommen!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herzlich willkommen!
Handys ins Hotel &
Schulsachen auf dem Tisch!
Herzlich willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lernziele
Am Ende dieser Lektion können/wissen wir...
  • ... zwakke werkwoorden met een stam op -d/-t correct vervoegen.
  • ... getallen t/m 1000 in het Duits correct uitschrijven.
  • ... modale werkwoorden vertalen naar het Duits en correct toepassen en vervoegen in het Duits.
  • ... begrijpen wanneer de lidwoorden der, die of das gebruikt worden.








Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Heute im Unterricht
Lernziele
Kurze Wiederholung
Wörter Lektion 4 und 5 laut lesen
Lektion 5: Grammatik erklären
An die Arbeit





Handys ins Hotel &
Schulsachen auf dem Tisch!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik D > der, die, das, die
Wat is een zelfstandig naamwoord?
  • dieren, dingen, mensen: je kunt er 'de' of 'het' voorzetten
  • Woorden kunnen mannelijk, vrouwelijk of onzijdig zijn.
  • der Tisch, die Lampe, das Haus
  • meervoudsvormen krijgen altijd het lidwoord "die

Macht jetzt Aufgabe 11 auf Seite 79.



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatik D > geslacht zsn.
der
das
die
die
mannelijke:
- personen (Mann)
- dieren (Stier)
- beroepen (Arzt)

dagen v/d week
maanden
dagdelen
jaargetijden
onzijdig/neutraal
veel het-woorden uit het Nederlands

(verklein)woorden op: 
-chen (Mädchen)
vrouwelijke:
-  personen (Frau)
- dieren (Kuh)
- beroepen (Arztin)

woorden op:
-heit
-keit
-ung
- in
de meeste woorden op:
-e

alle meervoudsvormen van der-, das- en die-woorden.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatik E > persoonlijk voornw.
der
das
die
die
mannelijke:
- er

Der Mantel ist blau.
Er ist blau.
onzijdig/neutraal
- es

Das Kleid ist rot.
Es ist rot.
vrouwelijke:
- sie

Die Hose ist schön.
Sie ist schön.
meervoudsvormen
- sie

Ihre Häuser sind groß.
Sie sind groß.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatik F > verschil tussen voornaamwoorden
Persoonlijk voornaamwoord (ich, du, wir, ihr etc.)
  • kan een zelfstandig naamwoord vervangen.
Bezittelijk voornaamwoord (mein, dein, sein, euer etc.)
  • staat vóór een zelfstandig naamwoord
  • Das Hemd ist gelb. > Es ist gelb.
  • Das ist mein Hemd.
  • Wanneer wordt het meine, deine, seine etc.?
  • Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk is of een meervoudsvorm ist.




Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatik F > verschil tussen voornaamwoorden
pers. vnw
ich
du
er
sie
es
wir 
ihr
sie
Sie
bez. vnw
mein(e)
dein(e)
sein(e)
ihr(e)
sein(e)
unser(e)
euer(e)
ihr(e)
Ihr(e)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

der, die, das: ordne zu!
DER
DIE (v)
DAS
Chef
Bäckerin
Juli
Haus
Freundin
Dokument
Wolf
Möglichkeit
Schaf
Donnerstag

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

der, die, das: ordne zu!
DER
DIE (v)
DAS
de dagen
dagdelen
(verklein)woorden op -chen
veel woorden op -e
woorden die eindigen op -heit, -keit, -ung
de maanden
"het"-woorden in het Nederlands
de seizoenen

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

der, die, das: ordne zu!
DER
DIE (v)
DAS
Mann
Lehrerin
Winter
Haus
Woche
Kind
Hund
Freiheit
Hotel
Dienstag

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Üben der, die, das
VWO 2
Kapitel 2: Lektion 4 (Grammatik)
Aufgabe 11 > Seite 79
Wie: selbstständig, ihr seid Still
Hilfe: Grammatik D > Seite 78 oder die Notizen
Zeit: 5 Minuten

Früher fertig?
Aufgaben 8, 9 > 76/77
Wie: selbstständig durchlesen und danach machen
Hilfe: den Text
Zeit: 10 Min. 

Slide 12 - Tekstslide

Week 49 (2023)
Les 1: TA2A + A2C
Wortschatz Lektion 2.1/2.2
1. aussehen
2. der Friseur
3. die Farbe
4. das Taschengeld
5. der Kunde
6. täglich
7. heute
8. das Kaufhaus
9. die Möbel
10. brauchen

Wortschatz Lektion 2.1/2.2
1. Welke werkwoorden staan in de woordenlijst?
2. Welke vrouwelijke woorden staan in de woordenlijst?

Slide 13 - Tekstslide

Week 46
Herzlich willkommen!
Grammatik: Modalverben
Präsens = tegenwoordige tijd
Partizip II = voltooid deelwoord
"De klas moet maar snel wegwezen."

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ken de betekenissen van de modale werkwoorden.
05

Slide 15 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
05

Slide 16 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg de modale werkwoorden:

(kunnen) Ich ............... gut kochen.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg de modale werkwoorden.

(weten) Du ........... noch nicht alles über mich.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg de modale werkwoorden.

(aardig vinden) Er ........... seine Lehrerin nicht.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg de modale werkwoorden:
Entschuldigung, ____ (mogen) ich Sie etwas fragen?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg de modale werkwoorden:

(kunnen) Mein Freund .............. auch gut kochen.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg de modale werkwoorden:

(moeten) ........... ihr auch jetzt zur Schule gehen.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg de modale werkwoorden.

(dürfen) Ab wann ...... sie (ev) wieder trainieren?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies