VOEGWOORDEN

VOEGWOORDEN
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

VOEGWOORDEN

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En, maar, want, dus, of
Na en, maar, want, dus, of komt (weer) een hoofdzin. In een hoofdzin staat het ww vaak op de tweede plaats in de zin.

1. Ik kan vandaag niet werken    want          ik ben ziek
wie + ww + rest                                            wie + ww + rest
2. Ik hoef vandaag niet te werken  dus       ik ben vrij

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 zinnen verbinden met 'EN'

1.  Wie of wat + ww + rest
1. Marieke + drinkt koffie

2. Wie of wat + ww + rest
2. Koen + drinkt + thee


             
Marieke drinkt koffie en Koen drinkt thee.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 zinnen verbinden met 'want'

1. Wie of wat + werkwoord + rest 
1. Marieke + drinkt + koffie

2. Wie of wat + werkwoord + rest 
2. De thee + is  op
        

           
Marieke drinkt koffie want de thee is op.

Slide 4 - Tekstslide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!
2 zinnen verbinden met 'maar'

1. Wie of wat + werkwoord + rest 
1. Marieke + wil + koffiedrinken

2. Wie of wat + werkwoord + rest 
2. De koffie + is + koud geworden
           
Marieke wil graag koffiedrinken, maar de koffie is koud geworden

Slide 5 - Tekstslide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!

- wie of wat (3) staat vaak na de tijd en voor de plaats!
2 zinnen verbinden met 'dus'

1. Wie of wat + werkwoord + rest 
1. Marieke + is + ziek

2. Wie of wat + werkwoord + rest 
2. Ze + kan + vandaag niet werken
           
Marieke is ziek, dus ze kan vandaag niet werken. 

Slide 6 - Tekstslide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!

- wie of wat (3) staat vaak na de tijd en voor de plaats!
2 zinnen verbinden met 'of'
1. Wie of wat + werkwoord + rest 
1. Marieke + fietst + naar haar werk

2. Wie of wat + werkwoord + rest 
2. Ze + gaat + met de bus
           
Marieke fietst naar haar werk of ze gaat met de bus.

Slide 7 - Tekstslide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!

- wie of wat (3) staat vaak na de tijd en voor de plaats!
Zinnen maken

Nu jullie! Voer het juiste woord in.
Succes;-)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik hou van fietsen ...... van wandelen

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn familie is groot ...... ik heb 10 broers en zussen!

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De cursisten werken hard ....... ze mogen eerder naar huis.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De docent geeft een opdracht ....... niet iedereen snapt het.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De vrouw luistert muziek ....... ze leest een boek.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik wil graag verhuizen ....... ik wil een huis met een tuin.
Ik sta in de file ...... ik kom te laat op mijn werk.
Ga je op de fiets ..... ga je liever met de bus?
Mijn opa is 83 ......................... mijn oma is 81 jaar.
Ik wil graag uitslapen ................ de buurman maakt veel lawaai!
want
dus
of
en
maar

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

2 zinnen verbinden met 'OMDAT'

1.   wie of wat + ww + rest
Marieke + drinkt +  koffie
2. wie of wat + rest + ww
Ze + dat +  lekker + vindt


             
Marieke drinkt koffie omdat ze dat lekker vindt.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 zinnen verbinden met 'ALS'
1. Wie of wat + werkwoord + rest = tijd en/of plaats
Marieke + drinkt + koffie
2. Wie of wat + rest = tijd en/of plaats + ww
De thee  + op + is 
        

           
Marieke drinkt koffie als de thee op is. 

Slide 16 - Tekstslide

- het eerste werkwoord staat altijd op de 2e plaats

- de rest van de zin op de 3e plaats.

- de tijd staat vaak voor de plaats!
Zinnen maken

Nu jullie! Voer het juiste woord in.
Succes;-)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga fietsen ...... ik niet van wandelen hou.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik maak mijn huiswerk vanavond ...... ik klaar ben met werken!

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De cursisten werken hard ....... ze dan eerder naar huis mogen.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De docent geeft een opdracht ....... de uitleg klaar is.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De vrouw luistert muziek ....... ze in de tuin werkt.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen met voegwoorden
1. Ik ga naar de les maar ik ben ziek.
2. Ik ga naar de les want ik wil goed Nederlands leren.
3. Ik ga naar de les of ik ga naar mijn werk.
4. Ik ga naar de les dus ik neem mijn boek mee.
5. Ik ga naar de les en ik werk hard.
6. Ik ga naar de les omdat ik goed Nederlands wil leren.
7. Ik ga naar de les als ik een contract heb.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Link

Deze slide heeft geen instructies