klas 3 kampvuurcompetitie

3 muziek - 6 mei
Lezen/ Hoe ziet het laatste gedeelte van het schooljaar eruit?

Starten met de kampvuurcompetitie
instructie - literaire begrippen
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 14 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3 muziek - 6 mei
Lezen/ Hoe ziet het laatste gedeelte van het schooljaar eruit?

Starten met de kampvuurcompetitie
instructie - literaire begrippen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

planning (week 19-27)
grammatica H1 t/m 5 
fictie - schrijfvaardigheid (kampvuurcompetitie) - 3 juni 
leesvaardigheid H2 t/m 4 en H6 s.o en toets

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je een spannend verhaal?
Wat weet je nog uit klas 2?
begrippen: spanning - sensatie - perspectief

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genre en thema
genre: soort
thema: onderwerp

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke genres ken je?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Lees hoofdstuk 1 goed door en maak opdracht 1 t/m 4

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

programma
  • Literaire begrippen
  • Expertgroepjes
  • Wat heb je geleerd?
  • Huiswerk

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen, expert opdracht
5 literaire begrippen, 5groepen
groep 1: ruimte en setting
groep 2: personages
groep 3: tijd 
groep 4: geschiedenis/story/fabel
groep 5: wie vertelt

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen, expert opdracht
Per expertgroep: verdieping in begrip
- geef een omschrijving/uitleg
- welke (bijzondere) vormen zijn er?
- geef voorbeelden

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen, expert opdracht
na 15 minuten:
nieuwe groepen waarin alle 'experts' van de 5 literaire termen zijn vertegenwoordigd, uitwisseling van kennis.
Maak aantekeningen in je schrift!

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
- Bestuderen literaire begrippen blz. 93-95; paragraaf 3.6 - 3.7

- Noteer in je schrift kort op welke manier de literaire begrippen in jouw boek terugkomen.




Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jij geleerd deze les?  


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee dingen die je onthouden hebt van deze les.

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Dank voor je aandacht!


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

filmpjes
uitleg literaire begrippen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: tijd
Wanneer speelt het verhaal zich af? 
Historische tijd = in welke tijd het verhaal speelt, bijv. in het heden, in WO II of in de middeleeuwen. 


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: spanning
  • Geen enkele verhaal kan zonder spanning.
  • Spanning om de lezer nieuwsgierig te maken, om de lezer mee te laten voelen met een personage, etc.
  • Als schrijver kan je op verschillende manieren 'spelen' met spanning.


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

technieken uit lesmethode...
  • op een spannend moment ophouden en met een andere verhaallijn verdergaan
  • de ontknoping uitstellen door vertragingstechnieken te gebruiken (spelen met elementen van tijd)
  • de lezer meer informatie geven dan een personage

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

technieken uit lesmethode...
  • de lezer op het verkeerde been zetten door iets te suggereren wat later niet waar blijkt te zijn
  • vragen oproepen die pas veel later beantwoord worden.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

technieken uit filmpjes
Ook door middel van elementen zoals open plekken creëren in het verhaal, het gebruik van flashbacks en flashforwards, het goed gebruiken van vertelperspectief, spelen met de ruimte-elementen en het einde (open/gesloten), wordt er vaak spanning gecreëerd. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: tijd
Spelen met elementen van tijd in een verhaal:

flashback; je wordt mee teruggenomen in het verleden 
flashforward; blik in de toekomst

De chronologie kan hierdoor doorbroken worden.



Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: tijd
vooruitwijzing = verwijzen naar de dingen die nog gaan komen
terugverwijzing = terugverwijzen naar dingen die al hebben plaatsgevonden

Deze verwijzingen kunnen binnen een chronologische vertelwijze voorkomen.



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: tijd
verteltijd; hoe lang heb je nodig om een verhaal/gebeurtenis te vertellen of te lezen. Uit te drukken in aantal bladzijden of uren.

vertelde tijd; de duur van het verhaal of de gebeurtenis (gebeurtenis duurt jaren, verteld in een paar bladzijden)




Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tijdsvolgorde
ab ovo = vanaf het begin (chronologisch)
in medias res = in het midden van het verhaal
in ultimas res = aan het einde van het verhaal

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: tijd
Fabel: het logische verhaal, in de goede volgorde en samenhang

Sujet/plot: hoe het verhaal wordt aangeboden




Slide 30 - Tekstslide

Chronologische vertelling: fabel + sujet vallen samen
Niet-chronologische vertelling; aan de lezer om het sujet te reconstrueren tot een begrijpelijk fabel.
hulpmiddel:
Het maken van een tijdslijn
kan helpen om de fabel te begrijpen (te reconstrueren).


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: tijd
tijdversnelling (of tijdverdichting): iets wat jaren duurt, wordt in een paar zinnen verteld. Vertelde tijd > verteltijd

tijdvertraging : de lezer krijgt een uitgebreide beschrijving van een gebeurtenis, die slechts in een paar minuten gebeurt. 
Vertelde tijd < verteltijd.

.





Slide 32 - Tekstslide

beide kunnen iets doen met spanning in/van het verhaal. Auteur wil dat je details weet...
literaire begrippen: tijd

equivalentie: scene, dialogen, zoals je naar een film kijkt. verteltijd = vertelde tijd




Slide 33 - Tekstslide

vooruitwijzing
terugwijzing

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: ruimte
Waar speelt het verhaal zich af? 
Is deze ruimte belangrijk voor het verhaal?
geografische ruimte: omgeving van het verhaal; waar speelt het zich af
sfeerscheppende ruimte: een beschrijving van de ruimte om een bepaalde sfeer te creëren. (bijv: bos, 's avonds, het is donker en het stormt...)



Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: ruimte
Sociale ruimte: personages maken deel uit van een sociale  groep door hun afkomst, beroep, hobby en/of opleiding

Symbolische ruimte: de ruimte staat voor gevoelens van het personage of de situatie waarin hij/zij zich bevindt.



Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Video

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: personages
Fictieve personen in een verhaal: personages
Wat kom je te weten van hen?
Je krijgt informatie: uiterlijke én innerlijke kenmerken 
Hoe? 
Door acties van het personages, zijn/haar gedachtes, wat andere personages vertellen, wat de verteller aan info geeft. 


Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: personages
Hoofdpersoon (Protagonist)
probleem
Tegenstander
(Antagonist)

helper of nevenfiguur
afzijdigen/figuranten

Slide 43 - Tekstslide

hoofdpersonage heeft een probleem, doel in het verhaal: oplossing voor het probleem
tegenstander is het probleem of veroorzaakt het probleem
helper/nevenfiguur helpt bij oplossen van het probleem
figuranten/afzijdigen: wel rol in het verhaal, niet betrokken bij het probleem

Slide 44 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Video

Deze slide heeft geen instructies