6.5

6.5 Nieuwe en kwetsbare populaties


7.5 Populatie vol allelen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

6.5 Nieuwe en kwetsbare populaties


7.5 Populatie vol allelen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 6.5
13. Je beschrijft de oorzaken en gevolgen van geringe genetische variatie in een populatie
14. Je legt een verband tussen de grootte van een ecosysteem, de mate van isolatie en de soortenrijkdom van het ecosysteem

Begrippen: fitness, inteelt, genetic drift, flessenhalseffect / bottleneckeffect, foundereffect, eilandtheorie, Hardy Weinberg berekening

Genetic drift
founder effect
Gene flow
bottleneck effect
seksuele selectie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Allelfrequenties
Genotypen
25 % AA
50 % Aa
25 % aa
Je verwacht dit terug te zien in de populatie.

Waarom zie je dit dan niet altijd terug in de werkelijkheid?



Slide 3 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Hardy Weinberg berekening 

Slide 4 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Hardy Weinberg berekening 

Slide 5 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Hardy Weinberg evenwicht
Volgende generatie

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hardy Weinberg berekening 

Slide 7 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Gene flow

Slide 8 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
q is dus 0,3. Hoeveel van de (100) muizen zijn homozygoot voor het kortharige allel (H)
A
p = 0,7 dus 70% van 100 is 70 muizen
B
homozygoot is p2 dus 0,7 x 0,7 = 0,49 is dus 49 muizen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een populatie van 100 vogels is de allelfrequentie voor het recessieve allel voor witte vleugels 0,4.

Hoeveel vogels in die populatie hebben witte vleugels?
A
16
B
8
C
4
D
32

Slide 10 - Quizvraag

aa = q2 = 0,42 = 0,16 x 100 = 16     
In een populatie komen 15 gele en 35 blauwe vogels voor.

Wat is de allelfrequentie van allel A?

A
0,2
B
0,35
C
0,4
D
0,45

Slide 11 - Quizvraag

AA = 25 individuen = 50 allelen A
Aa = 10 individuen = 10 allelen A

is samen 60 van de 100 allelen = 0,6
In een populatie komen 15 gele en 35 blauwe vogels voor.
10 blauwe vogels zijn heterozygoot.
Wat is de allelfrequentie van allel A?


q2= 15/50= 0.3 
q=√0.3 = 0.5478
p+q=1  dus 1-0.5478= 0.452

Dus allel A is 0.45

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een populatie komen 6 witte en 10 rode bloemen voor. Rood is dominant.
Wat is de allelfrequentie van allel A?
A
0,44
B
0,54
C
0,39
D
0,46

Slide 13 - Quizvraag

A = 20 allelen van de rode bloemen + 34 allelen van de roze bloemen = 54

Dan 54/100 = 0,54
In een populatie komen 6 witte en 10 rode bloemen voor. Rood is dominant.


Wat is de allelfrequentie van allel A?




q2= 6/16= 0.375
q=√0.375 = 0.6124
p+q=1  dus 1-0.6124= 0.3876

Dus allel A is 0.39

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten veranderen
Allelfrequentie of genfrequentie: hoe vaak een alleel binnen de populatie voor komt

Beinvloed door:
Selectiedruk (selectie)
Mutaties
Genetic drift

Slide 15 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Verlies genetische variatie in kleine populaties
  • In een (te) kleine populatie is vaak sprake van inteelt 
            weinig variatie in allelen, daardoor ook bij recombinatie = afname van genetische variatie

  • genetic drift: 
          bepaalde genen zo zeldzaam in populatie dat ze door toeval verdwijnen
Gevolg:
  • nakomelingen vaker homozygoot voor recessieve allelen.
  • Dit leidt tot ziektes, aandoeningen, zwakker nageslacht
incest alleen bij mensen (gedwongen)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitsterven door gebrek variatie?
Wanneer genetische variatie van de populatie vermindert ..
.. is er minder mogelijkheid tot aanpassing aan een veranderende omgeving
Voor (natuurlijke) selectie is variatie nodig, dus is er een hoger risico op uitsterven wanneer voorkomende eigenschappen ongunstig blijken in de veranderende omgeving.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genetic drift
De allelfrequentie van een populatie verandert door toeval.
  • Bij een bosbrand gaan toevallig meer planten met rode dan met witte bloemen dood.
  • Er worden toevallig meer individuen met rood haar geboren in een bepaalde periode (meer dan je zou verwachten op basis van de kansberekening).

                Dit verschijnsel heet genetic drift.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Populaties en genetische diversiteit
Twee evolutionaire mechanismen van genetic drift kunnen de genetische diversiteit van een populatie doen dalen/ veranderen:

  • het flessenhalseffect 
  • het foundereffect



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Flessenhalseffect
De genetische variatie na de catastrofe is kleiner dan die van de oorspronkelijke populatie.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Foundereffect
Een kleine groep uit een populatie emigreert en sticht een nieuwe populatie. 
De genetische variatie van de nieuwe populatie is kleiner dan die van de oorspronkelijke populatie.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Seksuele selectie
Seksuele selectie: Een vorm van natuurlijke selectie waarbij bepaalde eigenschappen een voordeel geven bij het vinden van een partner, zoals felle kleuren of ingewikkelde paringsrituelen.

Slide 24 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Eilandtheorie
Beschrijft de biodiversiteit in relatie tot
  • de grootte van een eiland (of een ander geïsoleerd ecosysteem)
  • en de afstand tot het vaste land (of tot andere ecosystemen).
BINAS 93C


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de grootte van het eiland
Grootte van het eiland beïnvloedt de snelheid van uitsterven.
  • Klein eiland: weinig niches -> veel concurrentie -> soorten sterven sneller uit -> je houdt minder soorten over
  • Groot eiland: veel niches -> minder concurrentie -> soorten sterven minder snel uit -> je houdt meer soorten over

Groene lijnen in de grafiek.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de afstand tot het vasteland
Afstand van het eiland tot het vasteland (bron van migratie)
  • Dichtbij: veel immigratie 
  • Ver weg: weinig immigratie (moeilijker bereikbaar)

de grootte van het eiland speelt ook een rol

Rode lijnen in de grafiek.

Slide 28 - Tekstslide

immigratie is zich vestigen en voortplanten

Slide 29 - Tekstslide

Op welk eiland heb je uiteindelijk de meeste soorten?
En op welk eiland de minste?
Hoe komt dat?
er ontstaat een dynamisch evenwicht
De evenwichtstoestand is een dynamisch evenwicht: 
  • als er soorten verdwijnen stijgt de immigratie tot het evenwichtspunt
  • als er teveel soorten zijn zullen er soorten gaan uitsterven (door concurrentie)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

video Exoten - verdieping
1. Wat zijn exoten?
2. Wat betekent pelagisch?
3. Op welke manier(en) kunnen toeristen zorgen voor een verstoring van het ecosysteem?
4. Wat is een dingo?
5. Hoe is de dingo in Australië terecht gekomen?
6. Waarom zijn reuzenpadden geintroduceerd in Australië?
7. Hoe bedreigen reuzenpadden in Australië het ecosysteem?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

invasieve 
exoten

Slide 33 - Tekstslide

Japanse duizendknoop
halsbandparkieten
Amerikaanse rivierkreeft
wasbeer
Huiswerk
Maak de gewone opgaven van 6.5 
Wanneer je het lastig vindt, kan het helpen de herhalingsopgaven (zoals 54) ook te maken.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies