Quiz 15 april
1 / 16
Lesduur is: 5 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Niet-officiële werkzaamheden, zoals schoenpoetser en straatverkoper.
A
analfabeet
B
informele sector
C
verstedelijking
D
ontwikkelingspeil
Slide 2 - Quizvraag
Welk begrip hoort er bij de afbeelding?
A
BNP per hoofd
B
Hindoeisme
C
Kastenstelsel
D
Analfabetisme
Slide 3 - Quizvraag
Wat is niet waar over India?
A
Veel mensen verhuizen naar de stad
B
Op het platteland is veel armoede
C
Veel mensen spreken Frans
D
Onderaan het kastenstelsel staan de Dalits
Slide 4 - Quizvraag
De temperatuur onderaan een berg is 20 graden, de berg is 2 kilometer hoog. Wat is de temperatuur boven aan de berg?
A
10
B
8
C
3
D
24
Slide 5 - Quizvraag
De lonen in India liggen heel erg hoog
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Welk begrip past het best bij de afbeelding?
A
Speciaal Economische Zone
B
Globalisering
C
ICT
D
BNP
Slide 7 - Quizvraag
Wat is geen cultuurkenmerk van India?
A
Engels
B
Hindoeïsme
C
Heilige koe
D
Analfabetisme
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het bnp per inwoner?
A
De waarde van alle goederen en diensten die in een land worden gemaakt gedurende één jaar.
B
Het bnp gedeeld door de beroepsbevolking.
C
De economie van een land.
D
Het bnp gedeeld door de totale bevolking.
Slide 9 - Quizvraag
Welke onderstaande uitspraak is van toepassing op het Kastenstelsel?
A
Het kastenstelsel zorgt voor gelijkheid.
B
Het kastenstelsel is onzin en heeft nooit bestaan
C
Het kastenstelsel zorgt voor grote ongelijkheid.
D
De Engelsen hebben het kastenstelsel ingevoerd toen zij naar India kwamen.
Slide 10 - Quizvraag
Welk begrip hoort er bij de afbeelding?
A
Slum
B
Speciaal Economische Zone
C
Ganges
D
Hoogvlakte
Slide 11 - Quizvraag
Wat is geen basisbehoefte?
A
Eten en drinken
B
Zorg
C
School
D
Wifi
Slide 12 - Quizvraag
In welke sector werken er veel mensen in een rijk land?
A
1ste
B
2de
C
3de
D
4de
Slide 13 - Quizvraag
Welk begrip hoort er bij de afbeelding?
A
Zomermoesson
B
Wintermoesson
C
Lentemoesson
D
Herfstmoesson
Slide 14 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij bedrijven die vestigingen over de hele wereld hebben?
A
multinationals.
B
analfabeten.
C
informele sector.
D
rijkdom.
