Afsluiting Taalacademie 24/25 groep 7

Afsluiting Taalacademie 24/25 groep 7
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Afsluiting Taalacademie 24/25 groep 7

Slide 1 - Tekstslide

Even inkomen... hoe heet jullie juf?
A
juf Gerthe
B
juf Judith
C
juf Evelien
D
juf Thea

Slide 2 - Quizvraag

Wie was Hvaldimir?
A
onze vorige juf
B
een gerecht uit Rusland
C
een spionagewalvis
D
de nieuwe president van Polen

Slide 3 - Quizvraag

Water
Jullie zijn het jaar begonnen met het thema water, wat weet je hier nog van? 

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent zuiveren?
A
de uiers van een koe als ze geen melk geven
B
een klein beetje hardlopen
C
water drinken met kleine slokjes
D
schoonmaken

Slide 5 - Quizvraag

Wie horen er bij de horeca?
A
alle hotels
B
alle cafés
C
alle restaurants
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor met name?
A
vooral
B
nooit
C
altijd
D
misschien

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent de capaciteit?
A
Een onderdeel van
B
Wat maximaal kan
C
De kans
D
Wat minimaal kan

Slide 8 - Quizvraag

De restrictie is iets wat je niet mag of kan
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Lichtgevende vissen zijn een bijzonder fenomeen.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

De delta is:
A
een speciale groep die werkt voor defensie
B
een nieuwe planeet
C
het gebied waar een rivier met veel zijtakken in zee stroomt
D
het ontstaan van een rivier

Slide 11 - Quizvraag

Tijsteren is juist gespeld
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Als je op je achterste poten staat dan betekent dit dat je snel boos bent.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

De uitdrukking: het is een druppel op de gloeiende plaat betekent:
A
het is goed bedoeld maar het is niet genoeg
B
je moet dankbaar zijn met wat je hebt
C
je had beter iets anders kunnen doen
D
achteraf weet je beter wat je had kunnen doen

Slide 14 - Quizvraag

De goederen zijn:
A
iets voor het goede doel doen
B
de nieuwe schoenen
C
als je uit Zeeland komt
D
de spullen

Slide 15 - Quizvraag

Het huishouden is:
A
opruimen in je huis
B
dat je je huis kunt betalen
C
de bewoners van een huis, een gezin
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 16 - Quizvraag

De beheerder is:
A
Een persoon die een huis koopt
B
een persoon die ergens voor zorgt en er verantwoordelijk voor is
C
een heer
D
een persoon die onterecht beschuldigd wordt

Slide 17 - Quizvraag

Het ondergeschoven kindje betekent dat iets onterecht onvoldoende aandacht of zorg krijgt.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Broergeheim
het boek wat we gezamenlijk gelezen hebben, wat weet je nog? 

Slide 19 - Tekstslide

De hoofdpersoon van Broergeheim heet
A
Lonneke
B
Joeri
C
Stefan
D
Yara

Slide 20 - Quizvraag

De broer van Joeri woont
A
in de gevangenis
B
in een gezinsvervangend tehuis
C
bij zijn oma
D
op een boerderij

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van het boek?
A
Het veroorzaken van een dodelijk ongeluk
B
De echtscheiding van de vader en moeder
C
Het verzwijgen van een familiegeheim
D
Dat Joeri en Stefan eigenlijk geen broers zijn

Slide 22 - Quizvraag

Jullie volgende thema ging over sport. 

Slide 23 - Tekstslide

Het hormoon is:
A
een persoon met een bepaald geloof
B
een ijsje op een hoorntje
C
iets in je bloed dat zorgt dat je groeit
D
een stofje dat je lichaam maakt om bepaalde dingen te regelen

Slide 24 - Quizvraag

Als je mentale klachten hebt dan
A
heb je klachten aan je lichaam
B
heb je tekort aan ijzer
C
heb je klachten die met denken en voelen te maken hebben
D
heb je behoefte aan pepermunt

Slide 25 - Quizvraag

Een stok achter de deur betekent dat je iets hebt om een inbreker te verjagen.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Een cardioloog is een dokter die alles weet over het menselijk hart
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Een marathon is een wedstrijd hardlopen van ruim
A
10 km
B
30 km
C
22 km
D
42 km

Slide 28 - Quizvraag

Je kan aanleg hebben voor
A
sporten
B
dik worden
C
goed leren
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 29 - Quizvraag

Schorsen betekent
A
de buitenkant van een boomstam
B
iemand wegsturen
C
dat iemand tijdelijk niet mee mag doen op school, werk of sport
D
dat je verboden middelen hebt ingenomen om beter te kunnen sporten

Slide 30 - Quizvraag

Een kanttekening maken betekent dat je
A
een kunstwerk maakt met stoepkrijt
B
een tekening maakt in de kantlijn
C
iemand aan de kant zet
D
een kleine opmerking maakt bij iets

Slide 31 - Quizvraag

Het woord 'intensief' is goed gebruikt bij de volgende zin
A
Ik heb intensief gesport, daardoor heb ik spierpijn.
B
Ik heb intensief contact met mijn beste vriend.
C
Ik heb me intensief bezig gehouden met de organisatie van dit feest.
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 32 - Quizvraag

Je moet een vergunning aanvragen voor:

A
Een feestje in je woonkamer
B
Het plaatsen van een schutting
C
Het parkeren van je fiets in de stad
D
Om je aan te melden voor de middelbare school

Slide 33 - Quizvraag

De expeditie is
A
Een reis door moeilijk bereikbaar gebied
B
de luier verschonen van je kleine neefje
C
Een feest met meer dan 400 mensen
D
Een reis naar Barcelona, Spanje

Slide 34 - Quizvraag

Bibliotheek
Weet je nog van het bibliotheekbezoek? 

Slide 35 - Tekstslide

Kinderen tot 18 jaar worden gratis lid van de bieb
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Aan een pictogram op een boek kun je zien waar het boek over gaat.
A
waar
B
niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Alle boeken uit de bieb kun je ook beluisteren als luisterboek.
A
waar
B
niet waar

Slide 38 - Quizvraag