TaalCompleet A2 4.11

TaalCompleet A2 4.11
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

TaalCompleet A2 4.11

Slide 1 - Tekstslide

94. Bespreek samen
1. Heb jij weleens een 'overleg' met andere mensen? Met wie? Waar praten jullie dan over?
2. Jouw baas zegt: 'Je moet meer gaan werken.' Jij wilt dat niet. Wat zeg je dan?

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 96 en 97
Luister naar de tekst in de video.
Maak opdracht 96 en 97.

Slide 3 - Tekstslide

99.1 - De ruzie
A
Rustig praten met iemand
B
boos zijn op iemand

Slide 4 - Quizvraag

99.2 - klagen
A
heel hard roepen naar iemand
B
zeggen dat je een probleem hebt met iets

Slide 5 - Quizvraag

99.3 - het overleg
A
een gesprek om iets te regelen
B
een gesprek met een vriend

Slide 6 - Quizvraag

99.4 - de partner
A
je vader of je moeder
B
je man of je vrouw

Slide 7 - Quizvraag

99.5 - voorstellen
A
aan iemand vertellen waarom je boos bent
B
een plan of idee vertellen

Slide 8 - Quizvraag

99.6 - het salaris
A
het geld dat je krijgt omdat je werkt
B
hoelang je pauze mag houden

Slide 9 - Quizvraag

99.7 - de oplossing
A
een moeilijke vraag
B
het antwoord op een probleem

Slide 10 - Quizvraag

99.8 - schreeuwen
A
iets rustig uitleggen
B
heel hard roepen

Slide 11 - Quizvraag

Samen maken
We gaan nu samen SCHRIJVEN-opdracht 103.

Daarna? 
Maak zelf opdracht 100, 104 en 105 .
Al gedaan?--ComputerHERHAALVRAGEN 4.11.
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

106. praat samen
Geef je eigen mening! 
1. Vis eten is beter dan vlees eten. 
2. Dingen op internet bestellen is fijn. 
3. Winkels moeten 's avonds open zijn. 
4. Als je een afspraak hebt, moet je op tijd komen. 
5. Als de buren lawaai maken, moet je gaan klagen. 
6. Als collega's ruzie hebben, moeten ze met elkaar praten.
7. Geld is de oplossing voor alle problemen.
8. In Nederland is het fijn om met de bus en trein te reizen.
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

welke woorden horen bij:
''je mening''

Slide 14 - Woordweb

Hoe geef jij je mening?
Ik zeg.....

Slide 15 - Open vraag

Hoe geef jij je mening?

Slide 16 - Woordweb

Hoe geef je je mening?
Ik vind dat ook OF
Ik vind dat NIET.

Slide 17 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je geleerd hebt.: Ik heb vandaag......geleerd.

Slide 18 - Open vraag

Schrijf op wat je moeilijk vindt.
Ik vind het woord.......moeilijk.

Slide 19 - Open vraag