Start hoofdstuk 4

Dinsdag 13 februari 
- Opdracht 19 t/m 21 nakijken
- Herhaling hoofdstuk 1 t/m 3 
- Start hoofdstuk 4 
- Afsluiting 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dinsdag 13 februari 
- Opdracht 19 t/m 21 nakijken
- Herhaling hoofdstuk 1 t/m 3 
- Start hoofdstuk 4 
- Afsluiting 

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 19 
Belastbaar inkomen = € 22.800 - €3.000 = € 19.800
36,5% van €19.800 = €7.227,-
€7.227 - €2.203 - €2.220 = €2.804,-

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 20
Haar belastbaar inkomen is € 26.400 – € 6.200 = € 20.200.
 Over de eerste € 20.000 betaalt zij 32,35% = € 6.470.
 Over de volgende € 20.200 – € 20.000 = € 200 betaalt zij 37,85% = € 75,70.
 In totaal: € 6.470 + € 75,70 = € 6.545,70.
 € 6.545,70 – € 3.200 = € 3.345,70

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 21 
a Marginale, want dat geeft het woord ‘extra’ in het tweede deel van de zin aan: ‘die aangeven wat een burger afdraagt van één euro die hij extra zou verdienen’.
 b Bij de € 20.000 extra inkomen daalt de korting met € 2.263 – € 1.670 = € 593.
  € 593 / € 20.000 × 100% = 2,97% hoger marginaal tarief.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht Geldstromen in Europa 

Slide 5 - Tekstslide

Economische groei
Economische groei = bbp dit jaar - bbp vorig jaar / bbp vorig jaar x 100% 

We spreken dan van nominale economische groei, geen rekening houdend met inflatie. 
Reele economische groei (wel rekening houdend met inflatie) hierbij kijken naar aantallen! 

Slide 6 - Tekstslide

Reele economische groei

Kijken naar volume, worden er meer of minder producten geproduceerd? 
Nominale economische groei

Kijken naar BBP, wordt deze groter of kleiner ?

Slide 7 - Tekstslide

Maken opdracht 3 en 4
timer
7:00

Slide 8 - Tekstslide

Macro economische structuurkenmerken: (bepalen van macro-economische prestaties )
  1. Menselijk kapitaal
  2. Fysieke infrastructuur
  3. Relatieve sectorgrootte
  4. Sociale infrastructuur
  5. Categoriale inkomensverdeling
  6. Monetaire infrastructuur
  7. Internationale betrekkingen

Slide 9 - Tekstslide

Menselijk kapitaal

Kijken naar: 
Omvang van beroepsbevolking en haar opleidingsniveau. 

Verband: Hoger opgeleide beroepsbevolking is productiever, dus meer waarde toevoegen 
Arbeidsaanbod:
- Beinvloed door wet en regelgeving, leerplicht en pensioen.
- Verschil loonkosten en nettoloon
- Mate waarin arbeid flexibel ingezet kan worden, hoe flexibeler hoe groter het aanbod. 

Slide 10 - Tekstslide

Fysieke infrastructuur

Spoorwegennet, havens, wegennet, ICT, waterleiding enz. 
Bereikbaarheid belangrijk voor bedrijven om zich te vestigen, hoe meer bedrijven hoe meer toegevoegde waarde. 
Relatieve sectorgrootte

Primaire, secundaire, tertiaire en quartaire sector. 
Omvang quartaire sector indicatie waarin het primaire inkomen verdeeld is. 

Slide 11 - Tekstslide

Sociale infrastructuur

Het rechtssysteem, hierdoor wordt er meer geruild. Hierdoor wordt er waarde toegevoegd.
Mate van corruptie, kan waarde door verminderen. 
Categoriale inkomensdeling 

De verdeling van het binnenlandse inkomen over de inkomenscategorieën, denk aan loon, huur, rente, pacht en winst. 

Slide 12 - Tekstslide

Categoriale inkomensdeling
Loonquote = loon / binnenlands inkomen x 100% 
Winstquote = winst / binnenlands inkomen x 100% 
Quote overig inkomen = winstquote + interestquote + pachtquote
Arbeidsinkomen = looninkomen + winst zelfstandigen met een eenmanszaak
Arbeidsinkomensquote = arbeidsinkomen / binnenlands inkomen x 100% 

Verband, waar vooral veel waarde aan toegevoegd en wat zijn de gevolgen hiervan. 

Slide 13 - Tekstslide

Monetaire infrastructuur

Eigen munt en eigen centrale bank, bevorderd het ruilen, zo kan er meer waarde worden toegevoegd. 
Internationale betrekkingen

Door lidmaatschap van EU meer kunnen ruilen, zo meer waarde toevoegen 

Slide 14 - Tekstslide

Maken opdracht 5 t/m 21 + H4 5 t/m 13

Slide 15 - Tekstslide