Herhaling quiz

2 evenwichtssituaties
Konijnen eten grassen en andere planten. Als de planten niet worden gegeten verdringen ze de grassen.

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

2 evenwichtssituaties
Konijnen eten grassen en andere planten. Als de planten niet worden gegeten verdringen ze de grassen.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gebeurt er bij een lage dichtheid aan konijnen.
A
Veel gras
B
Weinig gras
C
evenveel
D
Verandert niet

Slide 2 - Quizvraag

2 evenwichten
Dus bij weinig konijnen weinig gras en bij veel konijnen veel gras. Dit is in beide situaties in evenwicht.
Instabiel bij een epidemie: populatie konijnen neemt sterk af > houtachtige planten groeien en verdringen de grassen >  geen voedsel voor konijnen, want die kunnen de houtachtige planten niet verteren > populatie planten zal niet meer hetzelfde zijn als voor de epidemie.

Slide 3 - Tekstslide

Bij wat voor ecosysteem horen de volgende kenmerken: eenvoudig voedselweb, kleine biodiversiteit, open kringlopen en productie is groter dan afbraak?
A
Pionierecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 4 - Quizvraag

In welk ecosysteem blijft de biomassa gelijk?
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem

Slide 5 - Quizvraag

humusarme bodem
(organische stoffen e.d.)
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 6 - Quizvraag

Waar zijn er meer wisselingen in abiotische factoren?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 7 - Quizvraag

Waar verwacht je meer biodiversiteit?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 8 - Quizvraag

Wat verandert bij successie?
A
individu
B
populatie
C
leefgemeenschap
D
ecosysteem

Slide 9 - Quizvraag

Welke twee groepen organismen behoren tot de reducenten?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het verschil tussen de organisatieniveau’s levensgemeenschap en ecosysteem?

Slide 11 - Open vraag


Een biotische factor
Welk van de volgende voorbeelden laat zien hoe een biotische factor een organisme beïnvloedt?
A
Esdoorns groeien niet in met water doordrenkte bodem.
B
Sommige struiken groeien alleen als bosbranden hun zaden verschroeien.
C
Zalmen leven niet in ondiep, warm water.
D
Monarchvlinders komen alleen voor in gebieden waar zijdeplanten voorkomen als voedsel.

Slide 12 - Quizvraag


Tolerantie voor zout
In de grafiek in de afbeelding is de dichtheid van drie verschillende algen weergegeven:
in een rivier, in een riviermonding en in zee 

Welke alg heeft de breedste tolerantie voor zout?
 

A
soort I
B
soort II
C
soort III

Slide 13 - Quizvraag


Vanaf een gegeven moment neemt het aantal geiten niet meer toe. Het geboortecijfer en het sterftecijfer houden elkaar daarna ongeveer in evenwicht.

Noem twee mogelijke oorzaken voor het feit dat de grootte van de populatie niet meer toeneemt.
Vanaf een gegeven moment neemt het aantal geiten niet meer toe. Het geboortecijfer en het sterftecijfer houden elkaar daarna ongeveer in evenwicht.

Noem twee mogelijke oorzaken voor het feit dat de grootte van de populatie niet meer toeneemt.

Slide 14 - Open vraag