Extra les

Deel 1 - vrijdag 26 nov

  • Woordenschat H1 - stijlfiguren
  • Woordenschat H2 - stijlfiguren
  • Grammatica H2 - samentrekking
  • Formuleren H2 - samentrekking controleren
Deel 2 - maandag 29 nov

  • Spelling H1 - trema, apostrof, accent en cedille
  • Spelling H2 - met of zonder -n?
  • Formuleren H1 - Zinnen correct begrenzen
  • Werkwoordspelling
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Deel 1 - vrijdag 26 nov

  • Woordenschat H1 - stijlfiguren
  • Woordenschat H2 - stijlfiguren
  • Grammatica H2 - samentrekking
  • Formuleren H2 - samentrekking controleren
Deel 2 - maandag 29 nov

  • Spelling H1 - trema, apostrof, accent en cedille
  • Spelling H2 - met of zonder -n?
  • Formuleren H1 - Zinnen correct begrenzen
  • Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
  • Samentrekking (controleren)
  • Spelling H1: trema, apostrof, accent
  • Spelling H2: Met of zonder -n
  • Woordenschat H1 + H2: Stijlfiguren

Slide 2 - Tekstslide

Zelf oefenen?
  • Neem de theorie door. Maak een samenvatting.
  • Oefen met de stof - NN Online 'Trainen'
  • Maak evt. de opdrachten nog een keer.

Slide 3 - Tekstslide

Deze les:
  • Samentrekking (controleren)
  • Spelling H1: trema, apostrof, accent
  • Spelling H2: Met of zonder -n
  • Woordenschat H1 + H2: Stijlfiguren

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Extra: Goed of fout?
A. Welke woorden zijn in het tweede deel van de zin weggelaten?
B. Is de samentrekking goed of fout.

  1. Esther hield vijf lichtbruine konijntjes in een hok, maar meer van haar hamster en haar cavia. 
  2. In dit winkelcentrum worden overdag vaak diefstallen gepleegd en 's nachts ingebroken.
  3. National Geographic is een interessant tijdschrift en koopt mijn vriend geregeld in de boekhandel. 
  4. De economische recessie tussen 2009 en 2014 veroorzaakte weliswaar veel werkeloosheid, maar leverde ook veel nieuwe, kleine ondernemingen op.

Slide 10 - Tekstslide

Deze les:
  • Samentrekking (controleren)
  • Spelling H1: trema, apostrof, accent
  • Spelling H2: Met of zonder -n
  • Woordenschat H1 + H2: Stijlfiguren

Slide 11 - Tekstslide

Trema
  • om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: kopiëren (maar: gekopieerd), creëren, beëindigen
  • in sommige leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen geen trema, maar een koppelteken

Slide 12 - Tekstslide

Apostrof
  • als weglatingsteken: 's nachts, 's morgens, Lars' scooter
  • om uitspraakproblemen te voorkomen bij: i(k) (h)ou (v)a(n) y(s)   baby's, Hanna's, accu's
  • in verkleinwoorden en meervouden van cijfer- en letterwoorden: A4'tje, pc's, dvd'tje
  • in verkleinwoorden op-y, voorafgegaan door een medeklinker: baby'tje

Slide 13 - Tekstslide

Accenten
  • accent aigu: logé, soirée, café
  • accent grave: barrière, crèche, fin de siècle
  • accent circonflexe: enquête, crêpe

om klemtoon aan te geven, accent aigu: dé manier om rijk te worden, een héél mooie auto

Slide 14 - Tekstslide

Cedille
  • het 'kronkeltje' onder de c: ç
  • zorgt ervoor dat de c als s klinkt voor een a, o of u: Curaçao, garçon
  • in alle andere gevallen klinkt de c als k: caravan, decor

Slide 15 - Tekstslide

Oefenen
Plaats waar nodig een trema.
  1. beargumenteren
  2. coordinatie
  3. dubieus
  4. efficient
  5. heroine

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen
Plaats waar nodig een apostrof.
  1. Trix tas
  2. vwo ers 
  3. s nachts
  4. Mirjam s broer 

Slide 17 - Tekstslide

Oefenen
Plaats waar nodig een accent of een cedille.
  1. controle
  2. de premiere 
  3. drie etages
  4. een Francaise
  5. een glas rose 
  6. enquete

Slide 18 - Tekstslide

Deze les:
  • Samentrekking (controleren)
  • Spelling H1: trema, apostrof, accent
  • Spelling H2: Met of zonder -n
  • Woordenschat H1 + H2: Stijlfiguren

Slide 19 - Tekstslide

Met of zonder -n?
Telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden worden soms zelfstandig gebruikt. In dat geval spel je ze soms met een -n op het eind.

> Wat zijn telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden?
Woorden als sommige, vele, enkele, beide

Slide 20 - Tekstslide



  • mensen
  • zelfstandig gebruikt

Slechts weinigen zijn daarvan op de hoogte.

Maar weinige              klanten .....




  • betrekking op zaken of dieren
Vele (diersoorten) worden bedreigd.

  • bijvoeglijk gebruikt
enkele leerlingen

MAAR: Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden wel met -n:


Telwoorden met -en

Telwoorden met -e

Slide 21 - Tekstslide

Met of zonder -n?
Maar:
  • tientallen, duizenden, honderden, miljoenen etc.

Er wonen miljoenen mensen in Nederland.
Hoeveel dieren daar leven? Ik denk miljarden.

Slide 22 - Tekstslide

Oefenen: met of zonder -n?
  1. Veel havoleerlingen zijn geslaagd en sommige(n) zelfs met een acht gemiddeld.  
  2. Zie je die goudvissen daar in de vijver? Enkele(n) zijn volgens mij ziek.
  3. De kelner liet drie dienbladen met tientalle(n) kopjes vallen, waardoor de meeste(n) in stukjes braken. 
  4. De spelers mochten in de kampioenswedstrijd alle(n) meespelen.
  5. Alex en Miriam zijn de enige(n) uit de klas die niet op het kerstgala waren.
  6. Sommige(n) deelnemers aan de puzzelrit kregen een aandenken. 
  7. Van de gesloten laptops werden er enige(n) op Marktplaats verkocht.

Slide 23 - Tekstslide

Deze les:
  • Samentrekking (controleren)
  • Spelling H1: trema, apostrof, accent
  • Spelling H2: Met of zonder -n
  • Woordenschat H1 + H2: Stijlfiguren

Slide 24 - Tekstslide

Stijlfiguren
Een tekst kun je op verschillende manieren aantrekkelijk maken: 
  • beeldspraak (vergelijking, metafoor en personificatie);
  • (rijmende) uitdrukkingen
  • stijlfiguren

Slide 25 - Tekstslide



Hoofdstuk 1
  • Herhaling:  'Plus geeft meer, veel meer.'
  • Tegenstelling: 'Vierkant in de fles, rond op de tong.'
  • Opsomming: 'Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder.'


Hoofdstuk 2
  • Hyperbool: overdrijven 
  • Understatement: afzwakken
  • Eufemisme: iets zo zeggen dat het als minder erg of hard overkomt. Een pijnlijke situatie verzachten of voorkomen dat je iemand kwetst. 
Stijlfiguren

Slide 26 - Tekstslide

Bijzondere opsommingen
Hoofdstuk 1
  • Drieslag: een opsomming van drie woorden, zinnen of zinsdelen
  • Climax: een steeds sterker wordende reeks 
  • Omgekeerde climax: is een steeds zwakker wordende reeks

Slide 27 - Tekstslide

Oefenen
Welke stijlfiguur is gebruikt? Kies uit: herhaling, tegenstelling, opsomming, drieslag, climax, omgekeerde climax.
  1. in februari is het altijd raak: regen, regen en nog eens regen.
  2. eerst het zuur, dan het zoet
  3. Ik kwam, ik zag en ik overwon.
  4. In de supermarkt waren verschillende producten in de aanbieding: aardappels, peren, koekjes en cola.
  5. Lara is haar reis lopend begonnen, daarna ging ze verder op de fiets, toen met de auto en ze heeft de reis afgerond met het vliegtuig.

Slide 28 - Tekstslide

Oefenen
Welke stijlfiguur is gebruikt? Kies uit: eufemisme, hyperbool en understatement. 
  1. Timo is er al zeker duizend keer uitgestuurd, dus het verbaast me niets dat hij nu van school gaat.
  2. Er hoeft maar een vlokje sneeuw te vallen en alle treinen staan stil.
  3. ‘Ik heb een deukje in de auto gereden’, zei Koen tegen mij. Later bleek de auto total loss te zijn.
  4. Tijdens de uitbraak van de vogelgriep moesten heel wat boerderijen geruimd worden. 

Slide 29 - Tekstslide

Nog vragen?

Slide 30 - Tekstslide

Deel 1 - vrijdag 26 nov

  • Woordenschat H1 - stijlfiguren
  • Woordenschat H2 - stijlfiguren
  • Grammatica H2 - samentrekking
  • Formuleren H2 - samentrekking controleren
Deel 2 - maandag 29 nov

  • Spelling H1 - trema, apostrof, accent en cedille
  • Spelling H2 - met of zonder -n?
  • Formuleren H1 - Zinnen correct begrenzen
  • Werkwoordspelling

Slide 31 - Tekstslide