Schritt 20 vrijdag 01-04-2022

Lesdoel 
Aan het eind van de les:
- heb je Schritt 20 af
- ken je de zes lidwoorden en regels                                                          om te bepalen welke lidwoord                                                                      je moet gebruiken.



1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel 
Aan het eind van de les:
- heb je Schritt 20 af
- ken je de zes lidwoorden en regels                                                          om te bepalen welke lidwoord                                                                      je moet gebruiken.



Slide 1 - Tekstslide

Wat is een lidwoord/artikel?

Slide 2 - Tekstslide

Duitse lidwoorden
Bepaald lidwoord: 
de/het = der, die of das 
Onbepaald lidwoord:
een = ein of eine of keine

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Im Partnerarbeit Gespräche führen
Schritt 20 Aufgabe 5 und 7

15 Minuten

Slide 5 - Tekstslide

Selbständig arbeiten
Schritt 20 zur Ende machen

30 Minuten


Slide 6 - Tekstslide

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quizvraag

Het lidwoord van Lehrerin is
'die'
want:
A
alle gevaarlijke beroepen zijn vrouwelijk
B
het is een vrouwelijk beroep
C
Er zijn altijd meer leraressen in de klas
D
omdat het bijna weekend is

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het onbepaalde lidwoord?
die Kuh
A
ein
B
eine

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Stier
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Buch
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Lehrerin
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quizvraag

Het lidwoord van Wölvin is
'die'
want:
A
alle gevaarlijke dieren zijn vrouwelijk
B
het is een vrouwelijk dier

Slide 13 - Quizvraag

Welke woorden zijn lidwoorden?
A
der
B
Buch
C
spät
D
die

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het onbepaalde lidwoord?
die Menschen
A
ein
B
eine
C
keine

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Schwester
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Jahr
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Kuh
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Lehrer
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Mutter
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het onbepaalde lidwoord?
der Bruder
A
ein
B
eine

Slide 21 - Quizvraag

Bij meervoud gebruik je het lidwoord:
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het onbepaalde lidwoord?
Der Vogel
A
ein
B
eine

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het Duitse lidwoord als:

het lidwoord in het Nederlands "het" is?
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Onkel
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quizvraag

Lesdoel 
Aan het eind van de les:
- Schritt 20 af
ken je de 6 Duitse lidwoorden en                                                            de regels om te bepalen
welke lidwoord je moet gebruiken.



Slide 26 - Tekstslide

Hausaufgaben? 
Maken: Schritt 20 afhebben
leren: theorie Schritt 17 t/m 20

Schönes Wochenende und bis nächste Woche :)

Slide 27 - Tekstslide