oefentoets grammatica en formuleren

oefentoets grammatica en formuleren
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

oefentoets grammatica en formuleren

Slide 1 - Tekstslide

par. 3 samentrekking

een voor- en achterwaartse samentrekking herkennen en gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Een samentrekking op woordniveau is altijd een voorwaartse samentrekking.

A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Bij een samentrekking op zinsniveau kun je alleen zinsdelen weglaten met de functie ow, pv of bwb.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Bij een voorwaartse samentrekking op woordniveau laat je het laatste deel van het woord weg.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Op verschillende Nederlandse universiteiten wordt alleen nog Engels gesproken; is dit een goede ontwikkeling of een slechte ontwikkeling?

Slide 6 - Open vraag

Noteer het deel dat is weggelaten. Noteer erachter op welk niveau de samentrekking is.
Hoe drink jij je koffie? Zwart of met melk?

Slide 7 - Open vraag

Noteer een zin met een voorwaartse samentrekking op woordniveau

Slide 8 - Open vraag

par. 5 Verwijzen
de juiste verwijswoorden gebruiken

Slide 9 - Tekstslide

Met het verwijswoord <> verwijs je naar een hele zin.
A
dat
B
wat

Slide 10 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in
De koerier wist niet meer <> hij het pakketje moest afleveren, want de adressticker was onleesbaar.

Slide 11 - Open vraag

Er zijn innovatieve technische ontwikkelingen <> we nieuwe technieken moeten leren om ze te kunnen toepassen.

Slide 12 - Open vraag

De chagrijnige buurman gaf <> een uitbrander, omdat hij <> weer door zijn moestuin zag lopen.

Slide 13 - Open vraag

Respect van Aretha Franklin is <> favoriete nummer aller tijden. <> kan ik helemaal losgaan.

Slide 14 - Open vraag

par. 7 Beknopte bijzinnen
beknopte bijzinnen herkennen en gebruiken

Slide 15 - Tekstslide

Maak van de zin een zin met een beknopte bijzin.
Terwijl ze naar een spannende film keken, aten Maurice en Petra een bak met zoute popcorn.

Slide 16 - Open vraag

Zet de beknopte bijzin om in een gewone bijzin.
Na het formulier ondertekend te hebben, kunt u het in de bijgeleverde envelop retour sturen.

Slide 17 - Open vraag

par. 9 Congruentie en inversie 
herkennen van congruentie en inversie

Slide 18 - Tekstslide

Bij woordgroepen met een enkelvoudige kern en een meervoudige nabepaling staat de persoonsvorm in het enkelvoud.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Noteer in de juiste vorm van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
a (zijn) de beste zangers nog steeds jouw favoriete tv-programma?

Slide 20 - Open vraag

Geef aan of de persoonsvorm en het onderwerp in persoon en getal overeenkomen.

Het grootste deel van de wachtenden legden zich neer bij het feit dat het treinverkeer voorlopig stillag.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Geef aan of er wel of geen sprake is van inversie of dat inversie niet vast te stellen is.

Max moet je niet storen vlak voor een wedstrijd.

A
geen inversie
B
inversie
C
onduidelijk

Slide 22 - Quizvraag

Max moet je niet storen vlak voor een wedstrijd.

Slide 23 - Open vraag

Herschrijf de zin zodat de zin niet meer ambigu is en er geen inversie in de zin is.

Max moet je niet storen vlak voor een wedstrijd.

Slide 24 - Open vraag

par. 11 
Lijdende en bedrijvende vorm

het verschil herkennen tussen de lijdende en bedrijvende vorm

Slide 25 - Tekstslide

Als je een zin van de bedrijvende in de lijdende vorm zet, wordt het lijdend voorwerp het onderwerp.


A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Vanwege de aanhoudende droogte is het paasvuur door de gemeente verboden.
A
lijdende vorm
B
bedrijvende vorm

Slide 27 - Quizvraag

De Japanse duizendknoop is een moeilijk te bestrijden invasieve exoot.
A
lijdende vorm
B
bedrijvende vorm

Slide 28 - Quizvraag

Zet de zin om in een zin in de bedrijvende vorm.
De advocaat wordt door justitie verdacht van het doorgeven van berichten aan haar cliënt.

Slide 29 - Open vraag

Noteer een zin in de vvtt in de bedrijvende vorm van ten minste acht woorden:


Slide 30 - Open vraag