Injecteren

Injecteren
Subcutane injectie
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Injecteren
Subcutane injectie

Slide 1 - Tekstslide

Waar komt de vloeistof terecht en hoe werkt een subcutane injectie?

Slide 2 - Open vraag

Subcutane injectie
  • Geneesmiddel komt terecht in het onderhuidse vetweefsel 
  • Er vormt zich een voorraadje of depot van het ingespoten medicijn
  • Door de haarvaten in het bloed wordt dit opgenomen in de bloedbaan
  • Dit kan alleen als de circulatie op de injectieplaats in orde is.
  • Het risico dat er bij een subcutane injectie grote bloedvaten en zenuwen worden geraakt, is klein.

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn indicaties voor injecteren?
A
Iemand kan medicatie niet oraal innemen
B
Het toedienen van een lokaal anestheticum
C
Er moet sprake zijn van trage resorptie
D
Zowel A, B als C

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer en in welke delen injecteer je nooit?

Slide 5 - Open vraag

Specifieke aandachtspunten
  • Voor subcutane injecties gebruikt men niet-irriterende oplossingen van medicijnen in water of suspensies (poeder dat in een vloeistof blijft zweven) in kleine hoeveelheden (0,5 tot 1,5 ml).
  • Voorbeelden hiervan zijn insuline en antistollingsmiddelen zoals Fraxiparine®.

Slide 6 - Tekstslide

Prikplaatsen subcutane injectie
A
Boven/buitenkant bovenbeen en bovenarm
B
Bovenste buitenste deel van de billen
C
Naast en onder navel
D
A, B en C mits er voldoende vetweefsel is

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Technieken voor subcutaan injecteren


Huidplooitechniek
Loodrechttechniek

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Aandachtspunten huidplooitechniek
Met een snelle beweging in de huidplooi inbrengen, onder een hoek van 45 à 60 graden.  Een huidplooi is een laag huid met vet, zonder spierweefsel. Een huidplooi moet los zijn van de onderliggende spierlagen.
Je kunt controleren of je een huidplooi ‘te pakken hebt’ door deze tussen je duim en je wijsvinger een beetje heen en weer te bewegen. Je kunt dan meteen zien hoe dik de huidplooi is. dikke huidplooien gebruik je een langere naald dan voor een dunne huidplooi. Zorg dat je al voordat je gaat spuiten weet welke naald je nodig hebt.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Aandachtspunten loodrechttechniek
Bij de loodrechttechniek maak je gebruik van korte naalden. Bij deze techniek is het belangrijk dat je het spierweefsel niet raakt. Plaats de naald met een snelle beweging loodrecht in de huid.
Als je de medicatie hebt geïnjecteerd, trek je de naald snel terug, terwijl je met je andere hand de huid tegenhoudt.
Trek de naald terug in dezelfde richting als waarin je hem hebt ingebracht.
Deze techniek wordt vaak gebruikt bij het toedienen van heparine en wanneer de ZV zelf insuline toedient met een insulinepen.

Slide 13 - Tekstslide

Subcutaan injecteren antistolling
Meestal in de vorm van een kant en klare spuit waar een luchtbel aanwezig is. Deze haal je er nóóit uit! Zorg wel dat de bel aan de goede kant zit.

Slide 14 - Tekstslide

Waarom gebruik je met regelmatig injecteren een wisselschema?

Slide 15 - Open vraag