Delend lidwoord

Delend lidwoord
DAT BESTAAT IN HET NEDERLANDS NIET.
DUS VERTAAL JE DAT OOK NIET IN NEDERLANDS!
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Delend lidwoord
DAT BESTAAT IN HET NEDERLANDS NIET.
DUS VERTAAL JE DAT OOK NIET IN NEDERLANDS!

Slide 1 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD
du
de la
de l'
des

Slide 2 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD
Wanneer gebruik je het delend lidwoord?

Als de hoeveelheid van iets onbekend is, gebruik je een delend lidwoord.

Slide 3 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD

Ik wil brood.
Weet je hoeveel?
Je veux du pain.

Slide 4 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD

Ik wil jam.
Weet je hoeveel?

Je veux de la confiture.

Slide 5 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD
Ik wil water.
Weet je hoeveel?

Je veux de l'eau.

Slide 6 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD


Ik wil appels.
Weet je hoeveel?

Je veux des pommes.

Slide 7 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD
Na woorden die wel een hoeveelheid aangeven, gebruik je het woordje  'de'. Behalve bij telwoorden (deux, trois, etc)
Na een ontkenning gebruik je ook het woordje 'de'. Dat zijn dus zinnen met ne....pas.

Slide 8 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD

Ik wil een kilo boter.
Weet je de hoeveelheid?

Je veux un kilo de beurre.

Slide 9 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD

Ik wil een pot jam.
Weet je de hoeveelheid?

Je veux un pot de confiture.

Slide 10 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD
Ik wil een liter water.
Weet je de hoeveelheid?

Je veux un litre d'eau.

Slide 11 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD
Ik wil een kilo aardbeien.
Weet je de hoeveelheid?

Je veux un kilo de fraises.

Slide 12 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD
Na woorden die wel een hoeveelheid aangeven, gebruik je het woordje  'de'. Behalve bij telwoorden (deux, trois, etc)
Na een ontkenning gebruik je ook het woordje 'de'. Dat zijn dus zinnen met ne....pas.

Slide 13 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD
Ik wil geen brood.
Met ne....pas?

Je ne veux pas de pain.

Slide 14 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD
Ik wil geen jam.
Met ne......pas?

Je ne veux pas de confiture.

Slide 15 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD
Ik wil geen water.
Met ne....pas?

Je ne veux pas d'eau.

Slide 16 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD
Ik wil geen appels.
Met ne.....pas?

Je ne veux pas de pommes.

Slide 17 - Tekstslide

DELEND LIDWOORD
Bij telwoorden gebeurt er niets.
Je veux deux pains.
Je veux quatre bananes.

Slide 18 - Tekstslide

Je veux 500 grammes ..... bananes.
A
de
B
du
C
des
D
de la

Slide 19 - Quizvraag

Je ne veux pas ......... pommes.
A
de
B
des
C
du
D
de la

Slide 20 - Quizvraag

Je veux ......... cérises (kersen).
A
de
B
de la
C
des
D
du

Slide 21 - Quizvraag

Je veux ....... moutarde (mosterd).
A
de
B
du
C
des
D
de la

Slide 22 - Quizvraag

Je veux une bouteille ..... coca.
A
du
B
de la
C
de
D
des

Slide 23 - Quizvraag

Tu prends ....... eau?
A
de
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 24 - Quizvraag

100 grammes ...... fromage, s.v.p.
A
du
B
de la
C
de l'
D
de

Slide 25 - Quizvraag

Je ne prends pas .......limonade.
A
de
B
du
C
de la
D
des

Slide 26 - Quizvraag

Vragen?

Slide 27 - Tekstslide

Antwoord met oui of non.
Ik snap het.

Slide 28 - Open vraag