Theme 2 week 6

Hello 1IJ!
What we are going to do today:
1. Uitleg + oefening vragen maken (10 min)
2. Uitleg + oefening ontkenningen (10 min)
3. Uitleg + oefening word order (5 min)
4. Eindproduct

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hello 1IJ!
What we are going to do today:
1. Uitleg + oefening vragen maken (10 min)
2. Uitleg + oefening ontkenningen (10 min)
3. Uitleg + oefening word order (5 min)
4. Eindproduct

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van de les:
Weten we (weer) hoe we:
- Vraagzinnen moeten maken
- Ontkenningen moeten maken
- In welke volgorde Engelse zinnen staan

Slide 2 - Tekstslide

Vraagzinnen

Slide 3 - Tekstslide

De regel:
Bij een Engelse vraagzin hoef je de volgorde niet te veranderen!
Je zet gewoon het woord DO vooraan de zin.

They make pancakes.
Do they make pancakes?
I watch a film.
Do I watch a film?

Slide 4 - Tekstslide

We see a dog.

Slide 5 - Open vraag

You play football.

Slide 6 - Open vraag

They have a question.

Slide 7 - Open vraag

Let op!
Kijk naar een zin met een SHIT persoon:
He likes his shoes.

Wat zie je?

Slide 8 - Tekstslide

Vraagzin met SHIT persoon
He likes his shoes.

Je moet nu geen DO vooraan zetten maar DOES
en je moet de -S achter like weghalen

Does he like his shoes?

Slide 9 - Tekstslide

De regel
She wears a dress.

Does she wear a dress?

Er staat 1 S in de zin en die staat aan het begin.

Slide 10 - Tekstslide

She knows the answer.

Slide 11 - Open vraag

He reads a book.

Slide 12 - Open vraag

Anne watches a film.

Slide 13 - Open vraag

Let op!
Kijk naar een zin met to be:
She is an actress.

Hoe maak je hier een vraagzin van?

Slide 14 - Tekstslide

Vraagzin met be/can/will/may
She is an actress.

Je moet nu geen DO vooraan zetten, maar het onderwerp en de persoonsvorm omdraaien

Is she an actress?

Slide 15 - Tekstslide

He will go to school.

Slide 16 - Open vraag

You are sisters.

Slide 17 - Open vraag

Ontkennende zinnen

Slide 18 - Tekstslide

Gewone zin

I like chocolate
Ontkennende zin

I like not chocolate
is fout!

I don't like chocolate

Slide 19 - Tekstslide

Gewone zin

Ik hou van chocolade.
Ontkennende zin

Ik hou niet van chocolade.

Slide 20 - Tekstslide

De regel
Om een ontkennende zin te maken moet je de woorden
do not (don't) 
voor het werkwoord zetten

I don't go to school.
We don't dance a lot.

Slide 21 - Tekstslide

I know the answer.

Slide 22 - Open vraag

You like this sweater.

Slide 23 - Open vraag

They study English.

Slide 24 - Open vraag

Let op!
Natuurlijk hebben de SHIT personen iets anders.


Slide 25 - Tekstslide

De regel
SHIT mensen krijgen geen don't maar doesn't voor het werkwoord.

Wat gebeurt er met de S achter het werkwoord?
He likes chocolate.
He doesn't like chocolate.

Slide 26 - Tekstslide

He talks to his mum.

Slide 27 - Open vraag

Anna gives a present.

Slide 28 - Open vraag

It rains every week.

Slide 29 - Open vraag

Let op!
Ook hier gaan zinnen met be/can/will/may anders


Slide 30 - Tekstslide

De regel
Je moet nu geen don't gebruiken, maar NOT achter het werkwoord zetten 

I am a child.
I am not a child.

Slide 31 - Tekstslide

My mother is a dentist.

Slide 32 - Open vraag

You may eat your dinner now.

Slide 33 - Open vraag

Word order

Slide 34 - Tekstslide

Woordvolgorde
We go to the cinema on Fridays at six o'clock.

onderwerp - persoonsvorm - plaats - tijd 

tijd = van niet specifiek naar specifiek

Slide 35 - Tekstslide

Get to work!
Begin aan je eindproduct. Hierop staan: 
  • Titel
  • Belangrijke personages
  • Setting
  • Belangrijke gebeurtenis
  • Belangrijke zin uit het verhaal

Let op: zorg dat je de vragen over je gekozen fabel, volksverhaal of mythe hebt beantwoord en op de voorkant of achterkant van de poster zet!

Slide 36 - Tekstslide

Done!
Do you understand everything?

Slide 37 - Tekstslide