Trappen van vergelijking

Trappen van vergelijking (Bijv.nw)
de stellende trap                            groot
de vergrotende trap                      groter
de overtreffende trap                  de grootste
de vergelijkende trap groter dan, even groot als
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvwoLeerroute VLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 8 min

Onderdelen in deze les

Trappen van vergelijking (Bijv.nw)
de stellende trap                            groot
de vergrotende trap                      groter
de overtreffende trap                  de grootste
de vergelijkende trap groter dan, even groot als

Slide 1 - Tekstslide

de stellende trap
De jongen is groot.                Le garçon est grand.
Het meisje is groot.               La fille est grande.
De honden zijn groot.           Les chiens sont grands.
De huizen zijn groot.             Les maisons sont grandes.


Slide 2 - Tekstslide

de vergrotende trap
Les chiens sont plus grands. 
De honden zijn groter.
Les maisons sont plus grandes. 
De huizen zijn groter.

Slide 3 - Tekstslide

de overtreffende trap
Le garçon est le plus grand. Il est le plus grand (garçon).
De jongen is de grootste. Hij is de grootste (jongen).
Le fille est la plus grande. Elle est la plus grande (fille).
Het meisje is de grootste. Zij is het grootste (meisje).

Slide 4 - Tekstslide

C'est une fille active.
C'est une fille plus active.
Cést la fille la plus active.

Slide 5 - Tekstslide

de vergelijkende trap
De jongen is even groot als zijn broer.

Le garçon est aussi grand que son frère.

Slide 6 - Tekstslide

de vergelijkende trap
De jongen is groter dan zijn broer.

Le garçon est plus grand que son frère.

Slide 7 - Tekstslide

de vergelijkende trap
De jongen is minder groot dan zijn broer.

Le garçon est moins grand que son frère.

Slide 8 - Tekstslide

Let op
Dit gaat ook op bij het meisje, de honden en de huizen.

Het bijv.nw verandert dan wel: grande, grands en grandes. Verder blijft de volgorde hetzelfde.

Slide 9 - Tekstslide

goed, beter, best
mnl.ev. bon               - meilleur                -le meilleur
vrl. ev.   bonne         - meilleure              -la meilleure
mnl.mv. bons          - meilleurs              -les meilleurs
vrl.mv.    bonnes     - meilleurs             - les meilleures

Slide 10 - Tekstslide

plaats van de trappen
Meestal achter het zelfst.nw, behalve die uit het rijtje.

C'est le jeans le plus sale.
C'est le plus petit jeans.

Slide 11 - Tekstslide

Trappen van vergelijking (bijw.)
Hij praat langzaam.
Hij praat langzamer.
Hij praat het langzaamst.

Slide 12 - Tekstslide

De stellende trap
Hij praat langzaam.                      Il parle lentement.
Hij rent snel.                                    Il court vite.
Hij speelt goed.                              Il joue bien.

Slide 13 - Tekstslide

De vergrotende trap (+)
Hij praat langzamer.           Il parle plus lentement.
Hij rent sneller.                      Il court plus vite.
Hij speelt beter.                    Il joue mieux.

Slide 14 - Tekstslide

De overtreffende trap (+)
Hij praat het langzaamste. Il parle le plus lentement.
Hij rent het snelst.                  Il court le plus vite.
Hij speelt het best.                 Il joue le mieux.

Slide 15 - Tekstslide

De overtreffende trap (-)
Hij praat minder langzaam. Il parle moins lentement.
Hij rent minder snel.               Il court moins vite.
Hij speelt minder goed.         Il joue moins bien.

Slide 16 - Tekstslide

Uitzonderingen
(bijv.nw.) Goed, beter, best
bon, meilleur, le meiller
(bijwoord) Goed, beter, best
bien, mieux, le mieux

Slide 17 - Tekstslide

Vertaal de volgende zin


Quel (welk) parc d’attractions est plus spectaculaire: le Parc Astérix ou Disneyland?

Slide 18 - Tekstslide

Welke vorm is juist?

La Tour Montparnasse est moins haut que / moins haute que la Tour Eiffel.

Slide 19 - Tekstslide

Il est ... Sophie.
Welke vergelijking is juist?
A
grand que plus
B
plus que grande
C
plus grand que
D
que plus grand

Slide 20 - Quizvraag

Sophie est moins ... Jules.
Welke vergelijking is juist?
A
grand que
B
que grands
C
grandes que
D
grande que

Slide 21 - Quizvraag

Tom et Luc sont ... Sophie.
Welke vergelijking is juist?
A
plus grands que
B
que grand plus
C
plus grander que
D
grand que

Slide 22 - Quizvraag

"Paul is even groot als Julie"
Welke vertaling is juist?

A
Paul est aussi grande que Julie
B
Paul est moins grand que Julie
C
Paul est aussi grand que Julie
D
Paul est plus grand que Julie

Slide 23 - Quizvraag

Noteer de juiste vergelijking van: even klein
A
Elles sont aussi petits
B
Elles sont aussi petites
C
Elles sont plus petits
D
Elles sont moins grandes

Slide 24 - Quizvraag

"Lisa is sportiever dan Anne"
Welke vertaling is juist?
A
Lisa est plus sportif qu'Anne
B
Lisa est aussi sportifs qu'Anne
C
Lisa est plus sportive qu'Anne

Slide 25 - Quizvraag

"Victor is minder sportief dan Thomas"
Welke vertaling is juist?
A
Victor est moins sportif que Thomas
B
Victor est aussi sportif que Thomas
C
Victor est moins sportive que Thomas

Slide 26 - Quizvraag

Maak zinnen in het Frans. Zet het BN in de juiste vorm: Pierre / grand(e) (+) / Marta

Slide 27 - Open vraag

Maak zinnen in het Frans. Zet het BN in de juiste vorm: ma soeur / jeune (-) / mon cousin

Slide 28 - Open vraag

Maak zinnen in het Frans. Zet het BN in de juiste vorm: Anna / sportif (+) / Milou

Slide 29 - Open vraag

Maak zinnen in het Frans. Zet het BN in de juiste vorm: La voiture de mon père / petit(e)(=) / ma voiture

Slide 30 - Open vraag

Maak zinnen in het Frans. Zet het BN in de juiste vorm: la prof de maths / sérieux, -se (+) / le prof d'histoire

Slide 31 - Open vraag

Welke vergelijking is juist?
A
Emily est aussi grande que Jessica.
B
Emily est aussi grand que Jessica.

Slide 32 - Quizvraag